Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
seconden zullen de display en de leds knipperen om te
controleren of ze naar behoren functioneren.
Vervolgens wordt op de display de temperatuur weergegeven
die door de sonde in de koelcel wordt gemeten .
Het apparaat is nu in bedrijf . Voor het controleren of wijzigen
van de fabrieksinstelling van de parameters zie "Instellen van
de temperatuur".
Instellen van de temperatuur
Druk op
, de tekst Set verschijnt. Druk opnieuw op
om de temperatuur weer te geven die door de fabrikant als
setpoint is ingesteld . Deze temperatuur wordt 15 seconden
lang weergegeven, in deze tijd is het mogelijk om een nieuwe
set waarden in te stellen met behulp van de toetsen
.
Na de temperatuurwaarde van de gewenste cel te hebben
ingesteld
het
toetsenbord
gebruiken, ofwel op de toets
weergegeven waarde op de display te bevestigen en naar de
voorgaande weergave terug te keren.
De temperatuurwaarden kunnen als volgt in een reeds
gedefinieerd veld worden ingesteld:
KOELER VOOR WIJN (AE)
KOELKASTEN (AR)
KASTEN VOOR CONSUMPTIEIJS (AF)
KOELER VOOR VIS (AP)
VRIEZERS (AF)
MENU STATUS MACHINE
Om toegang te krijgen tot het menu "Status machine" op
drukken. Als er geen alarmmeldingen zijn geactiveerd,
verschijnt het label "SEt". Met de toetsen
door de volgende overige mappen in het menu bladeren:
- AL: map alarmmeldingen (indien aanwezig);
- Pb1: map sondewaarde 1;
- Pb2: map sondewaarde 2;
- SEt: map Setpoint-instelling.
MENU PROGRAMMERING
Om toegang te krijgen tot het menu "Programmering"
gedurende meer dan 5 seconden op de toets
Indien voorzien wordt voor de toegang het PASSWORD
(parameter "PA1") gevraagd en verschijnt vervolgens het label
van de eerste map. Om door de overige mappen te bladeren
op de toetsen
en
te krijgen op
drukken. Het label van de eerste zichtbare
parameter verschijnt. Om de overige parameters te bekijken de
toetsen
en
gebruiken, om de parameter te wijzigen
op
drukken, en vervolgens de gewenste waarden met de
toetsen
en
instellen en bevestigen met de toets
, om naar de volgende parameter te gaan.
Ontdooien
De besturingseenheid voert automatisch 4 ontdooicycli per dag
gedurende15
seconden
drukken, om de laatst
SET min SET max
+15.0°C
-2.0°C
-25.0°C
-4.0°C
-30.0°C
en
drukken.
drukken. Om toegang tot een map
NL
uit in de koelers met lage temperatuur en 2 ontdooicycli per dag
in alle andere modellen.
Het einde van de ontdooicyclus wordt bepaald door een
temperatuursonde die zich op de verdamperbatterij bevindt;
bovendien treedt bij storingen in de functionering een
veiligheidstimer in werking.
Als in bepaalde bedrijfsomstandigheden (vaak openen van de
celdeur, vochtig en warm jaargetijde, ofwel plaatsing van
levensmiddelen die veel vocht afgeven), de ingestelde
ontdooiingen niet voldoende blijken om de verdamper volledig
schoon te maken, kan handmatig worden ontdooid door
gedurende 5 seconden op de toets
Als de voorwaarden voor ontdooiing niet aanwezig zijn
(bijvoorbeeld de temperatuur van de verdampersonde is hoger
of
dan de temperatuur van einde ontdooiing), zal de display 3
maal knipperen om aan te geven dat de betreffende operatie
niet wordt uitgevoerd.
Alle tafels zijn uitgerust met een automatisch systeem voor
niet
herverdamping van het dooiwater.
Instelling van de relatieve vochtigheid
Deze functie heeft uitsluitend betrekking op de koelkasten (+8 -
2°C). Men kan de relatieve vochtigheid (UR%) regelen door de
keuzeschakelaar (12) op de positie MIN of MAX te zetten.
Temperatuuralarmen.
Wanneer de temperatuur in de cel (weergegeven op de display)
10°C boven of 5°C onder de ingestelde temperatuur
+2.0°C
(SETPOINT) komt, wordt een visuele alarmmelding
+8.0°C
gegeven.
-15.0°C
Voorbeeld:
+6.0°C
-12.0°C
Deze alarmen blijven gedeactiveerd:
- gedurende
stroomonderbreking;
- gedurende 2 uur na ontdooiing.
Voor het uitschakelen van het geluidssignaal op de toets SET
drukken.
kunt u
Fout/alarmmeldingen
Een alarmtoestand wordt altijd door een buzzer (indien
aanwezig) aangegeven en door de led bij het alarmicoon
Op
de
telethermostaat
weergegeven (Alarmen):
1. "E1" in geval van een alarmtoestand als gevolg van een
defecte celsonde.
2. "E2" in geval van een alarmtoestand als gevolg van een
defecte verdampersonde.
De andere alarmmeldingen verschijnen niet rechtstreeks op de
display van het instrument maar kunnen worden weergegeven
door het menu "status machine" in de map "AL".
De
regeling
minimumtemperatuur heeft betrekking op de celsonde. De
temperatuurlimieten worden gedefinieerd door de parameters
"HAL"
(alarm
minimumwaarde).
DISPLAY
ALARMMELDINGEN
AH1
Alarm hoge temperatuur
AL1
Alarm lage temperatuur
Om het alarm te verwijderen op een willekeurige toets drukken.
De alarmmeldingen hebben betrekking op het Setpoint.
22
te drukken.
SETPOINT
ALARM HOGE TEMP.
ALARM LAGE TEMP.
7
uur
vanaf
inschakeling
kunnen
foutmeldingen
van
het
alarm
voor
maximumwaarde)
-20 C
-10 C
-25 C
of
vanaf
een
.
worden
de
maximum-
en
en
"LAL"
(alarm
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
