service fabriekinstelling
Totale reset van alle instellingen
(inclusief instellingen die beschikbaar zijn voor de gebrui-
ker) naar standaardwaarden.
geforceerde regeling
Gedwongen regeling van de ver-
schillende componenten in de binnenmodule.
startgids
Handmatige start van de startgids die de
eerste keer wordt gebruikt wanneer de regelmodule
wordt gestart.
snelstart
Snelstarten van de compressor.
Voorzichtig!
Onjuiste instellingen in de servicemenu's kun-
nen schade aan de installatie veroorzaken.
MENU 5.1 - BEDRIJFSINSTELLINGEN
Bedrijfsinstellingen voor de regelmodule kunnen in de
submenu's worden doorgevoerd.
MENU 5.1.1 - WARMWATERINSTELLINGEN
De warmtapwaterinstellingen vereisen dat warmtapwa-
terproductie is geactiveerd in menu 5.2.4 accessoires.
zuinig
Instelbereik starttemp. eco: 5 – 55 °C
Fabrieksinstelling starttemp. eco: 42 °C
Instelbereik stoptemp. eco: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. eco: 48 °C
normaal
Instelbereik starttemp. normaal: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling starttemp. normaal: 46 °C
Instelbereik stoptemp. normaal: 5 – 65 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. normaal: 50 °C
luxe
Instelbereik starttemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling starttemp. luxe: 49 °C
Instelbereik stoptemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. luxe: 53 °C
stoptemp. per. verhoging
Instelbereik: 55 – 70 °C
Fabrieksinstelling: 55 °C
stapverschil compressors
Instelbereik: 0,5 – 4,0 °C
Fabrieksinstelling: 1,0 °C
laadmethode
Instelbereik: doeltemp., delta temp.
Standaardwaarde: delta temp.
NIBE SMO 40
Hier stelt u naast de start- en stoptemperatuur van het
warmtapwater voor de verschillende comfortopties in
menu 2.2 ook de stoptemperatuur voor periodieke ver-
hogingen in menu 2.9.1.
Hier selecteert u de laadmethode voor warmtapwater-
gebruik. "delta temp." wordt aanbevolen voor boilers
met laadspiraal, "doeltemp." voor boilers met dubbele
mantel en boilers met warmtapwaterspiraal.
MENU 5.1.2 - MAX. AANVOERTEMP.
afgiftesysteem
Instelbereik: 5-80 °C
Standaardwaarde: 60 °C
Stel hier de maximale aanvoertemperatuur in voor het
afgiftesysteem. Indien de installatie meerdere klimaat-
systemen heeft, kunnen er afzonderlijke maximale aan-
voertemperaturen worden ingesteld voor ieder systeem.
Afgiftesystemen 2-8 kunnen niet worden ingesteld op
een hogere max. aanvoertemperatuur dan klimaatsys-
teem 1.
LET OP!
Vloerverwarmingssystemen worden normaal
gesproken
max. aanvoertemp.
sen 35 en 45 °C.
Controleer de max. vloertemperatuur bij de le-
verancier van uw vloer.
MENU 5.1.3 - MAX. VERSCH.
AANVOERTEMP.
max. versch. compressor
Instelbereik: 1 – 25 °C
Standaardwaarde: 10 °C
max. versch. bijverwarming
Instelbereik: 1 – 24 °C
Standaardwaarde: 7 °C
Hier stelt u het maximale toegestane verschil in tussen
de berekende en de huidige aanvoertemperatuur tijdens
de compressor- of de bijverwarmingsmodus. Max.
versch. bijverwarming kan nooit hoger zijn dan max.
versch. compressor
max. versch. compressor
Indien de actuele aanvoertemperatuur de berekende
aanvoertemperatuur op basis van de ingestelde waarde
overstijgt, wordt de waarde in graadminuten ingesteld
op +2. De compressor in de warmtepomp stopt als er
alleen warmtevraag is voor cv.
ingesteld tus-
Hoofdstuk 8 | Bediening
45