6 Inbedrijfstelling en afstelling
Voorbereidingen
• Een compatibele NIBE-lucht/water-warmtepomp moet
worden uitgerust met een besturingsprint met mini-
maal de softwareversie als aangegeven op pagina 12.
De versie van de besturingsprint wordt tijdens het
opstarten weergegeven op het display (indien van
toepassing) van de warmtepomp.
• SMO 40 moet kant-en-klaar zijn aangesloten.
• Het klimaatsysteem moet worden gevuld met water
en worden ontlucht.
Inbedrijfstelling
MET NIBE-LUCHT/WATER-WARMTEPOMP
Volg de instructies in de installatiehandleiding voor de
warmtepomp, hoofdstuk "Inbedrijfstelling en inregeling"
- "Opstarten en inspectie".
SMO 40
Schakel de warmtepomp in.
1.
Vermogen SMO 40.
2.
Volg de startgids op het display op de SMO 40 of
3.
start de startgids op in menu 5.7.
Inbedrijfstelling met
alleen bijverwarming
Bij de eerste start volgt u de startgids, daarna de lijst
hieronder.
Configureer de bijverwarming in menu 5.1.12.
1.
Ga naar menu 4.2 bedrijfsstand.
2.
3.
Markeer "add. heat only" met de selectieknop en
druk vervolgens op OK.
4.
Ga terug naar het hoofdmenu met een druk op Te-
rug.
NIBE SMO 40
LET OP!
Bij inbedrijfstelling zonder NIBE lucht/water-
warmtepomp wordt er mogelijk een alarmcom-
municatiefout weergegeven op het display.
Het alarm wordt gereset als de betreffende
lucht/water-warmtepomp wordt gedeactiveerd
in menu 5.2.2 ("geïnstalleerde slaves").
Controleer de
wisselklep
1.
Activeer "AA2-K1 (QN10)" in menu 5.6.
Controleer of de wisselklep opengaat of -staat voor
2.
warmtapwaterproductie.
3.
Deactiveer "AA2-K1 (QN10)" in menu 5.6.
Controleer
AUX-aansluiting
Zo controleert u eventuele functies die zijn aangesloten
op de AUX-aansluiting:
Activeer "AA3-X7" in menu 5.6.
1.
Controleer de gewenste werking.
2.
Deactiveer "AA3-X7" in menu 5.6.
3.
Koelstand
Als de installatie één of meer NIBE lucht/water-warmte-
pompen heeft die kunnen koelen (NIBE F2040 of F2120),
kan koelen worden toegestaan. Zie de betreffende in-
stallatiehandleiding.
Als koelen is toegestaan, kunt u de koelstandindicatie
in menu 5.4 voor de AUX-uitgang kiezen.
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
35