SHUNTGEREGELDE BIJVERWARMING
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met
waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Deze aansluiting maakt een externe bijverwarming mo-
gelijk, zoals een boiler op olie, een boiler op gas of
blokverwarming, om de verwarming te ondersteunen.
SMO 40 regelt een shuntklep en startsignaal voor de
bijverwarming met behulp van drie relais. Als de instal-
latie niet de juiste aanvoertemperatuur kan aanhouden,
start de bijverwarming. Als de boilersensor (BT52) onge-
veer 55 °C aangeeft, stuurt de SMO 40 vanaf de bijver-
warming een signaal naar de shunt (QN11) om open te
gaan. De shunt (QN11) wordt aangestuurd om ervoor
te zorgen dat de werkelijke aanvoertemperatuur over-
eenkomt met de theoretisch berekende instelwaarde
van het regelsysteem. De shunt (QN11) sluit volledig
wanneer de warmtevraag voldoende is gedaald, zodat
bijverwarming niet meer nodig is. De fabrieksinstelling
voor de minimale bedrijfstijd voor de ketel is 12 uur (aan
te passen in menu 5.1.12).
De instellingen voor shuntgeregelde bijverwarming
worden verricht in menu 4.9.3 en menu 5.1.12.
De boilersensor (BT52) is aangesloten op ingangen
software en geselecteerd in menu 5.4.
Sluit de shuntmotor (QN11) aan op de klemmenstroken
X2:4 (230 V V, sluiten) en 6 (230 V V, openen) op de
extra relaiskaart (AA7) en klemmenstrook X1:0 (N).
Voor het regelen van de in- en uitschakeling van de bij-
verwarming sluit u deze aan op klemmenstrook X2:2 op
de extra relaiskaart (AA7).
Alle bijverwarming kan worden geblokkeerd door een
potentiaalvrije schakeling aan te sluiten op de software-
geregelde ingang op klemmenstrook X6 op de ingangs-
print (AA3) of klemmenstrook X2 (zie pagina 32), die
wordt geselecteerd in menu 5.4.
-X1
1 2 3 4 5 6
-X2
1 2
1 2
3
3
4
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
AA7-X2
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
4
X1
Als de relais worden gebruikt voor regelspanning, ver-
bindt u de voeding vanuit klemmenstrook X1:1 door naar
X2:1, X2:3 en X2:5 op de extra relaiskaart (AA7).
NIBE SMO 40
X1
AA7-X2
1
0
PE
1
2
3
4
5
6
SMO
SMO 40
Extern
Externt
QN11
RELAISUITGANG VOOR NOODSTAND
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met
waarschuwingsstickers voor externe spanning.
Als de schakelaar (SF1) in de stand " " (noodstand)
staat, worden de volgende onderdelen geactiveerd (als
ze zijn aangesloten).
• de circulatiepompen (EB101-GP12 en EB102-GP12)
• externe circulatiepomp (GP10)
• het potentiaalvrije schakelende noodstandrelais (K2).
LET OP!
Externe accessoires worden ontkoppeld.
LET OP!
Er wordt geen warmtapwater geproduceerd
als de noodstand geactiveerd is.
Het noodstandrelais kan worden gebruikt om externe
bijverwarming te activeren. Er moet dan een externe
thermostaat worden aangesloten op het regelcircuit om
de temperatuur te regelen. Zorg ervoor dat het verwar-
mingsmiddel door de externe bijverwarming circuleert.
1 2
3
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
4
X1
1 2
3
4
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
L
N
1
1
0
PE
2
3
4
X1
Als het relais gebruikt gaat worden voor regelspanning,
verbindt u de voeding vanuit klemmenstrook X1:1 door
naar X1:2 en sluit u de nul en regelspanning van de ex-
terne bijverwarming aan op X1:0 (N) en X1:4 (L).
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
A2
A1
X1
PE
2
3
4
SMO
SMO 40
Extern
Externt
A2
X1
A1
1
0
PE
2
3
4
SMO
SMO 40
Externt
Extern
N
L
29