De component selecteren
X/x/c,
Met de klep geopend.
De aangesloten componenten
kiezen
U kunt een videorecorder of andere
componenten gebruiken, aangesloten op de
VIDEO 1- of 2-aansluitingen op het
achterpaneel. Meer informatie over de
bediening vindt u in de gebruiksaanwijzing van
het betreffende toestel.
Druk herhaaldelijk op FUNCTION +/– tot
"VIDEO1" of "VIDEO2" verschijnt in het
uitleesvenster op het voorpaneel.
Bij elke druk op FUNCTION +/– verandert de
modus van het toestel als volgt.
DVD t TUNER FM t TUNER AM t
VIDEO1 t VIDEO2 t TV t AUDIO t
DVD t ...
Opmerking
• Als u beide aansluitingen VIDEO 1 (AUDIO IN)
(analoge aansluiting) en VIDEO 1 (DIGITAL IN
COAXIAL of OPTICAL) (digitale aansluiting)
tegelijk gebruikt, of de aansluitingen VIDEO 2
(AUDIO IN) (analoge aansluiting) en VIDEO 2
(DIGITAL IN COAXIAL) (digitale aansluiting)
tegelijk gebruikt, heeft de digitale aansluiting
voorrang.
32
NL
De geluidsinvoer van de
aangesloten componenten
wijzigen
U kunt de invoergevoeligheid van de AUDIO IN
(VIDEO 1, VIDEO 2, TV)-aansluitingen
wijzigen op het achterpaneel en de AUDIO-
aansluiting op het voorpaneel.
1
Druk herhaaldelijk op FUNCTION +/–
tot "VIDEO1", "VIDEO2", "TV" of
"AUDIO" verschijnt in het
uitleesvenster op het voorpaneel.
2
Druk op AMP MENU.
3
Druk herhaaldelijk op X/x tot
FUNCTION
"ATTENUATE" verschijnt in het
+/–
uitleesvenster op het voorpaneel en
druk op
AMP MENU
4
Druk op X/x om een instelling te
kiezen.
• ATT ON: dempt het invoerniveau. Stel dit
• ATT OFF: normaal invoerniveau. Stel dit
5
Druk op
6
Druk op AMP MENU.
Het AMP-menu schakelt uit.
of c.
in als er vervorming optreedt tijdens het
luisteren.
in als het invoerniveau laag is.
.