9.2 Wat u wel en niet moet doen
Monteer de pomp niet in een krappe ruimte zonder voldoende luchstroming rondom
de pomp.
Houd zuig- en persslang zo kort en direct mogelijk - idealiter echter niet korter dan
1m - en volg de kortste route. Gebruik bochten met een grote radius: ten minste 4x
de slangdiameter. Zorg ervoor dat de aansluitleidingen en koppelingen sterk genoeg
zijn om de voorspelde leidingdruk te kunnen weerstaan. Vermijd slangverloop-
stukken en slangen met een kleinere binnendiameter dan de slang in het pomp-
kopgedeelte; dit geldt met name voor de zuigzijde. Geen van de kleppen in de lei-
ding (meestal niet nodig bij een zelfaanzuigende peristaltische pomp) mag de
doorstroming belemmeren. Alle kleppen in de doorstroomleiding moeten open zijn
als de pomp in bedrijf is.
Gebruik aanzuig- en persleidingen met een binnendiameter die gelijk is aan of grot-
er dan de diameter van de slang in de pompkop. Gebruik bij het verpompen van vis-
ceuze vloeistoffen leidingstukken met een binnendiameter die vele malen groter is
dan die van de pompslang.
Zorg ervoor dat bij langere slangstukken ten minste 1m flexible slang met gladde
binnenwand is aangesloten op de inlaat- en uitlaatpoort van de pompkop om
impulsverliezen en pulsaties in de leiding tot een minimum te beperken. Dit is met
name belangrijk bij visceuze vloeistoffen en bij de aansluiting op vast leidingwerk.
Plaats de pomp, indien mogelijk, op of net onder het peil van de vloeistof dat moet
worden verpompt. Dit zorgt voor optimale toestroom en maximale pompefficiëntie.
Houd het vaste gedeelte van de pompkop en alle bewegende delen schoon en vrij
van verontreiniging en vuil.
Gebruik een laag toerental bij het verpompen van visceuze vloeistoffen. Bij gebruik
van de 520R-pompkop worden de beste resultaten verkregen als u een pompslang
met een binnendiameter van 6,4mm of 4,8mm en een wanddikte van 2,4mm
gebruikt. Kleinere slangen zullen leiden tot een hoog wrijvingsverlies, waardoor de
doorstroming wordt verlaagd. Slangen met een grotere binnendiameter kunnen
wellicht niet sterk genoeg zijn om volledig te herstellen. Voordruk zal de pomp-
prestatie altijd verbeteren, vooral bij visceuze materialen.
Herkalibreer de pomp nadat de pompslangen, vloeistof of aansluitleidingen zijn
vervangen. Het verdient ook aanbeveling de pomp regelmatig te herkalibreren om
de nauwkeurigheid te behouden.
IP31 modellen mogen met een natte doek worden afgeveegd, maar niet worden
ondergedompeld. De voorkant van IP31-modellen is daarnaast beschermd tegen het
morsen van kleine hoeveelheden water op de pomp.
Bij het gebruik van een Marprene of Bioprene pompslang (continu), moet de
slang worden nagespannen nadat de pomp 30 minuten in bedrijf is geweest.
Slangkeuze: De chemische resistentielijsten, die Watson-Marlow publiceert, zijn
bedoeld als richtlijnen. Als u twijfelt over de resistentie van een pompslangmateri-
aal en de te verpompen vloeistof, vraag dan een Watson-Marlow-slangmonsterkaart
aan voor een dompeltest.
Watson-Marlow 520U IP31 Handleiding
17