Bijlage A. De batterij vervangen
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen
voor de ingebouwde voorzieningen, zoals de toewijzing (configuratie) van de
seriële en parallelle poort. Door middel van een batterij blijft deze informatie ook
bewaard nadat u de computer hebt uitgezet.
De batterij hoeft nooit te worden opgeladen, maar gaat natuurlijk niet eeuwig mee.
Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder
ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de
computer aanzet.
Raadpleeg "Kennisgeving lithiumbatterij" op pagina vi voor meer informatie over
het vervangen en weggooien van de batterij.
U vervangt de batterij als volgt:
© Copyright IBM Corp. 2000
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Ontkoppel het netsnoer en verwijder de kap. Zie "De kap verwijderen" op
pagina 15.
3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Raadpleeg het label met de afbeelding van
de systeemplaat in de computer voor de precieze plaats of raadpleeg "Onder-
delen op de systeemplaat systeemplaat" op pagina 16.
4. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de batterij verhinderen.
Zie "Adapters installeren" op pagina 19 voor meer informatie.
5. Verwijder de oude batterij.
6. Installeer de nieuwe batterij.
7. Plaats adapters die u verwijderd hebt om toegang te krijgen tot de batterij
weer terug. Zie "Adapters installeren" op pagina 19 voor informatie over het
vervangen van adapters.
8. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie "De kap aanbrengen en
de kabels aansluiten" op pagina 29.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat
de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afge-
beeld. Dit is normaal na de vervanging van de batterij.
9. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
35