gekanteld is, zelfs niet als de kantel-
steunhendel vergrendeld is. Als de bui-
tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u
ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
G
pletterd tussen de motor en de klem-
beugel
wanneer
getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt
G
van de buitenboordmotor bevindt alvo-
rens deze controle uit te voeren.
1.
Controleer de trim- en kantelbekrachti-
gingseenheid op tekenen van olielek-
ken.
2.
Probeer alle trim- en kantelbekrachti-
gingsschakelaars op de afstandsbedie-
ning en op de onderbak van de motor uit
om na te gaan of al de schakelaars wer-
ken.
3.
Kantel de buitenboordmotor naar om-
hoog en controleer of de kantelstang en
de trimstangen volledig uitgetrokken
zijn.
2
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4.
Gebruik de kantelsteunhendel om de
motor in de opwaartse stand te vergren-
delen. Activeer de neerkantelschakelaar
eventjes om ervoor te zorgen dat de mo-
tor wordt ondersteund door de kantel-
de
motor
wordt
1
ZMU03458
steunhendel.
1. Kantelsteunhendel
5.
Controleer of de kantelstang en de trim-
stangen geen sporen van roest of ande-
re gebreken vertonen.
6.
Activeer de neerkantelschakelaar tot de
trimstangen zich helemaal hebben te-
ruggetrokken in de cilinders.
7.
Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de
kantelstang volledig uitgeschoven is.
Ontgrendel de kantelsteunhendel.
Werking
1
ZMU03459
ZMU04624
40