B B e e d d i i e e n n i i n n g g s s i i n n s s t t r r u u c c t t i i e e s s
9 9 2 2
De gevarenzone rondom werkende
machines is minstens 7 m (276 in).
M M a a a a t t r r e e g g e e l l e e n n v v o o o o r r e e n n t t i i j j d d e e n n s s d d e e b b e e d d i i e e n n i i n n g g
Loop rond de machine en controleer op obstakels
naast de machine.
Controleer of de spiegels en overige
zichtverbeterende middelen in goede staat
verkeren, schoon zijn en goed zijn ingesteld.
Controleer of de claxon, het achteruitrijsignaal en
het zwaailicht (extra) goed werken.
Controleer of de leidinggevende regels en
procedures voor het werkterrein heeft opgesteld.
Houd constant toezicht rondom de machine,
zodat evt. obstakels kunnen worden
geïdentificeerd.
Zorg dat er zich niemand in de gevarenzone
ophoudt, d.w.z. in het gebied rondom de machine
en binnen een straal van minimaal 7 m (276 in)
rond het maximale bereik van het aanbouwdeel.
Als er zich iemand binnen de gevarenzone van
de machine moet bevinden, moet de machinist
voorzichtig te werk gaan en de machine alleen
bedienen wanneer hij/zij deze persoon kan zien
of wanneer deze persoon, met duidelijke
signalen, kenbaar heeft gemaakt waar hij of zij
zich bevindt.