3.
Controleer de afstand van de bout tot de
afstandsschakelaar; deze moet 0,51 tot
1,02 mm bedragen; zie
4.
Als afstelling nodig is, draai dan de contramoer
los en stel de bout in op de juiste afstand.
5.
Draai de contramoer vast als de bout afgesteld
is
(Figuur
56).
6.
Beproef het veiligheidssysteem (interlock) voor
gebruik van de machine.
Figuur 56
1. Raakvlak van
afstandsschakelaar
2. Afstandsschakelaar
3. Bouten en moeren
Figuur
56.
c:\data\documentum\checkout\g015609
4. Bout aan de rijhendel
5. 0,51 tot 1,02 mm
6. Contramoer
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maan-
delijks (houd hierbij de kortste
periode aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is
0,83 tot 0,97 bar.
Belangrijk:
Een ongelijke bandenspanning kan
leiden tot onregelmatige maairesultaten.
Opmerking:
De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
44
Figuur 57
g001055