Als de gewenste zadelhoogte niet bereikt kan worden binnen de minimale en maximale
inbrenglengtes, vervang de zadelpen dan door een kortere of langere zadelpen.
Na het bepalen van de zadelhoogte, draai de zadelklembout aan tot 6,2 Nm/55 in-lbf.
TECHNISCHE TIP: De aansluiting tussen de zadelpen en de zadelbuis moet
ervoor zorgen dat de zadelpen probleemloos en zonder te buigen in de
zadelbuis kan schuiven. Deze mag echter niet te los zitten om overmatige
zijdelingse speling/gewiebel te vermijden. Elk probleem met de aansluiting
en/of het aandraaimoment moet door uw geautoriseerde Specialized retailer
worden onderzocht. Als de zadelpen niet juist aansluit of in het frame
beweegt, zelfs al is deze tot het juiste aandraaimoment vastgemaakt, moet u
het probleem laten onderzoeken door uw geautoriseerde Specialized retailer.
TECHNISCHE TIP: Breng geen vet aan op de contactoppervlakken tussen
de zadelpen en de zadelbuis. Vet verlaagt de wrijving en dit is nodig voor
een juiste grip van de zadelpen. Specialized beveelt het aanbrengen
van montagepasta voor carbon (vezelpasta) om de wrijving tussen de
carbonoppervlakken te verhogen. Neem contact op met uw geautoriseerde
Specialized retailer voor extra informatie.
TECHNISCHE TIP: De gespecificeerde insteekdieptes zijn vermeld in de
tabel van Fig. 6.1. De tolerantie van de insteekdiepte kan van frame tot frame
verschillen. Installeer een gewone 34,9 zadelpen in de zadelbuis om de
werkelijke insteekdiepte van het frame te verifiëren.
De zadelbuis is ontworpen voor gebruik met een 34,9 mm zadelpen. Een zadelpen
met een kleinere diameter kan echter met een vulstuk worden gebruikt.
WAARSCHUWING! Het niet naleven van de inbrenglengtes voor de zadelpen
en het frame (Fig. 6.1) kan het frame en/of de zadelpen beschadigen, wat tot
controleverlies en vallen kan leiden.
Wanneer de zadelpen wordt ingekort, kunnen de min/max-markeringen op de
zadelpen niet langer correct zijn. Voordat u de zadelpen inkort, dient u eerst de
min/max-inbrenglengte te noteren.
WAARSCHUWING! Voor algemene instructies over het monteren van de
zadelpen verwijzen we naar de desbetreffende sectie in de Gebruiksaanwijzing.
Het fietsen met een verkeerd vastgezette zadelpen kan het omlaag schuiven
van het zadel en de zadelpen veroorzaken, waardoor het frame beschadigd kan
raken en u de controle over uw fiets kunt verliezen en vallen.
11
WAARSCHUWING! Inspecteer de zadelpen en zadelbuis om uzelf ervan
te verzekeren dat er geen bramen of scherpe randen op het metaal zitten.
Verwijder de scherpe randen en maak het oppervlak glad met schuurpapier.
OPGELET: Als een kabelaangedreven zadelpen te ver in de zadelbuis wordt
aangebracht, kan de behuizing worden beschadigd en de zadelpen verkeerd
werken.
6 .3. D ERAI LLEU RHA NGER
Het Kenevo SL-frame gebruikt de SRAM UDH (Universele derailleurhanger) op het
achterste vorkeinde. Deze hanger moet volgens de installatie-instructies van SRAM worden
geïnstalleerd. Raadpleeg de installatiestappen in de sectie 16, of raadpleeg de SRAM UDH-
gebruiksaanwijzing.
6 .4. SNELH EID SSENSOR
De Kenevo SL is voorzien van een snelheidssensormagneet die zich op het raakvlak van
de achternaaf en de schijfremrotor bevindt. Vuil en/of metaaldeeltjes kunnen zich op de
snelheidssensormagneet ophopen. Een overmatige ophoping kan leiden tot onderbrekingen
in de motorondersteuning en/of verkeerde snelheidsmetingen.
Controleer regelmatig uw snelheidssensormagneet op ophoping van vuil en/of metaaldeeltjes
en reinig indien nodig. De reinigingsfrequentie is afhankelijk van de fietsomstandigheden en
-frequentie en/of het remblokjesmateriaal. Het verwijderen van de metaaldeeltjes kan het
gebruik van een magneet sterker dan de snelheidssensormagneet vereisen.
Tijdens het monteren van de achterste schijfrem installeert u de snelheidssensormagneet
op de rotor. Vier van de zes bouten zijn standaard rotorbouten. De twee resterende bouten
(M5 x 0,8 schroefdraadgang x 15 mm lengte, met een verzonken platte kop) bevestigen de
snelheidssensormagneet aan de rotor.
6 .5. K ETT INGGEL EI DER
De Kenevo SL-kettinggeleider werd tijdens het fabricageproces uitgelijnd en hoeft niet meer
opnieuw uitgelijnd of afgesteld te worden.
Als de kettinggeleider wordt verwijderd, bekijkt u de exacte positie en het aantal
afstandshouders voor wanneer u de kettinggeleider opnieuw aanbrengt en uitlijnt.