Inhoudsopgave
Advertenties
BEDIENING VAN DE MOTOR
VOORAFGAANDE CONTROLES
Telkens voordat u de motor start:
• Zorg dat de zeewaterinlaatklep is geopend.
De ingebruikname van de zeewaterpomp in
droge omstandigheden zal snel schade
veroorzaken aan de inwendige rotorbladen.
• Controleer het peil van de vloeistoffen: brandstof,
motorolie, koelvloeistof en transmissieolie.
WAARSCHUWING
Risico op letsel
Controleer vóór u de motor start of er geen gas
of brandbare dampen in de motorruimte zijn.
Het niet in acht nemen van deze
waarschuwingen kan tot ernstig letsel leiden.
VOOR EEN JUIST GEBRUIK VAN
DE MOTOR
• Stop met het in werking stellen van de startmotor
zodra de motor loopt.
• Nadat de motor is gestart, begint u te varen met
een laag toerental; blijf niet in het dok terwijl u
wacht tot de motor is opgewarmd. Als u de motor
op middelhoog vermogen laat draaien, kunnen
de bedrijfstemperaturen op de juiste wijze
worden bereikt.
• Laat de motor niet te lang stationair draaien,
omdat dit de aanmaak van schadelijke
uitlaatgassen verhoogt en een optimale
werking van de motor kan belemmeren.
• Het motortoerental moet geleidelijk worden
verhoogd en verlaagd om een normale
verbranding en een optimale werking van
alle motoronderdelen mogelijk te maken.
• De maximale kruissnelheid mag niet meer dan
90% van de maximale belasting - 2.400 rpm
(zie pagina 9) bedragen.
• Controleer tijdens de vaart of:
• De temperatuur van de motorkoelvloeistof de
alarmdrempels niet heeft overschreden.
• De oliedruk binnen de verwachte normale
waarden blijft.
30
BIJZONDERE
WAARSCHUWINGEN
Hoge koelvloeistoftemperatuur
Als er door de instrumenten of met een alarm een
hoge temperatuur wordt aangegeven, verminder
dan het toerental van de motor en keer terug
naar de haven om de staat van de zeewaterinlaat
en de koelcircuits te controleren; controleer ook
het volgende:
1. de spanning van de aandrijfriemen van de
waterpomp en de dynamo.
2. de werking van de thermostaatkraan.
3. de netheid van de warmtewisselaars.
WAARSCHUWING
Verbrandingsgevaar
Verwijder de koelvloeistofvuldop nooit als
de motor heet is. Er kan stoom of hete
motorkoelvloeistof uitspuiten, wat tot ernstige
brandwonden kan leiden. Laat de motor
afkoelen voordat u de dop probeert te
verwijderen.
Lage motoroliedruk
Wanneer de door het instrument aangegeven druk
onvoldoende is of als het waarschuwingslampje
'lage oliedruk' gaat branden, stop dan de motor
en controleer het oliepeil. Vul bij, indien nodig
(zie pagina 28).
Als de storing blijft aanhouden, schakelt u het
vaartuig terug naar een lage snelheid en neemt
u contact op met een servicecentrum.
Aanwezigheid van water in het
brandstofvoorfilter
Het is raadzaam om het water uit de filters af te
voeren voordat het betreffende waarschuwingslampje
gaat branden. Gebruik de motor niet als de tank
slechts de reservehoeveelheid brandstof bevat;
deze toestand bevordert de vorming van condensaat
en het aanzuigen van slib of lucht, waardoor de
motor stilvalt.
Gebruiksaanwijzing 6LT-serie
Advertenties
Inhoudsopgave
