OPNAMEFUNCTIES
38
NE
Momentopnames (Stilstaand beeld
opnemen op band)
Deze functie biedt u de mogelijkheid op band
stilbeelden vast te leggen die lijken op foto's.
1
Zet de schakelaar VIDEO/MEMORY op "VIDEO".
2
Zet de aan/uit-knop op "REC".
3
Zet de opnamestand op "M". (
4
Selecteer "
" en stel "STIL/LANGZ" in op "STIL".
(
blz. 31, 33) De Live Slow-aanduiding "
weergegeven.
5
Druk op SNAPSHOT.
● U hoort het geluid van een sluiter.
● De aanduiding "PHOTO" verschijnt en er wordt
gedurende zes seconden een stilbeeld
opgenomen. Vervolgens wordt de camera weer in
de stand Opnamestand-by geplaatst.
● Het is ook mogelijk om tijdens het opnemen
momentopnames te maken. Gedurende ongeveer
5 seconden wordt de momentopname gemaakt,
waarna de normale opname wordt hervat.
● Snapshot is van kracht wanneer de opnamestand
is ingesteld op "A" of "M".
● Momentopnames kunnen niet worden gebruikt
wanneer de 16:9-breedbeeldstand
(16:9-aanduiding) is geselecteerd.
Motordrivestand
Als u in stap 5 SNAPSHOT ingedrukt houdt,
krijgt u hetzelfde effect als wanneer u foto's zou
nemen met een motordrive. (Interval tussen
stilbeelden: ongeveer 1 seconde)
● De motordrivestand wordt uitgeschakeld wanneer
u "OPNEMEN OP" instelt op "
(
blz. 34)
Handmatig scherpstellen
Dankzij het Full Range AF-systeem kunt u
continu opnames maken gaande van close-up
(minimale afstand slechts 5 cm tot het
onderwerp) tot oneindig.
Of de camera echter ook goed scherpstelt, is
afhankelijk van de opnamesituatie. Gebruik in dit
geval de handmatige scherpstelling.
blz. 15)
1
Zet de aan/uit-knop op
"REC".
" wordt
2
Zet de opnamestand
op "M". (
3
Druk op FOCUS. De
aanduiding voor
handmatig scherpstellen
verschijnt.
4
Druk op
een onderwerp scherp te stellen.
● Als u niet verder of dichterbij kunt scherpstellen,
gaat "
5
Druk op SET. Het scherpstellen is voltooid.
Teruggaan naar automatisch scherpstellen
Druk tweemaal op FOCUS.
In de hieronder beschreven situaties wordt
aanbevolen handmatig scherp te stellen.
● Als twee onderwerpen elkaar binnen hetzelfde
beeld overlappen.
● Als er te weinig licht is.*
● Als het onderwerp te weinig contrast heeft
(verschil tussen licht en donker), bijvoorbeeld een
vlakke, effen muur of een helderblauwe lucht.*
● Als een donker voorwerp nauwelijks zichtbaar is
/
".
op het LCD-scherm of in de zoeker.*
● Als een beeld hele kleine patronen of identieke,
zich herhalende patronen bevat.
● Als het beeld blootstaat aan zonnestralen of licht
dat weerkaatst via een grote hoeveelheid water.
● Als u een beeld met een contrastrijke achtergrond
filmt.
* De volgende waarschuwingen voor te laag
contrast knipperen:
blz. 15)
of
om op
" of "
" knipperen.
,
,
Aanduiding
handmatig
scherpstellen
en
.