OPNAMEFUNCTIES
38
NE
Programma AE met speciale effecten
1
Zet de aan/uit-knop op "M".
2
Stel "r" in op de gewenste stand. (
● Het menu PROGRAM AE verdwijnt en het gekozen effect
wordt geactiveerd.
● De aanduiding van het geselecteerde effect verschijnt.
Het geselecteerde effect uitschakelen
Selecteer "OFF" in stap 2. De effectaanduiding verdwijnt.
OPMERKINGEN:
● Programma AE met speciale effecten kunt u tijdens het
opnemen of in de stand Opnamestand-by wijzigen.
● Sommige standen van Programma AE met speciale effecten
kunnen in de stand Night-Scope niet worden gebruikt.
● Wanneer een onderwerp te helder of reflecterend is, kan
een verticale streep verschijnen (vegen). Vegen verschijnen
meestal wanneer u de modus "SPORTS" of een andere
modus met "SHUTTER 1/250 – 1/4000" selecteert.
● Sommige standen van Programma AE met speciale
effecten kunnen niet in combinatie met bepaalde wipe-/
fade-effecten worden gebruikt. (
knippert de geselecteerde indicator of gaat uit.
PROGRAM AE
OFF: Hiermee schakelt u de functie uit. (fabrieksinstelling)
SHUTTER 1/50: De sluitertijd is vastgesteld op 1/50
seconde. De zwarte stroken die meestal verschijnen
wanneer u een foto maakt van een tv-scherm worden
smaller.
SHUTTER 1/120: De sluitertijd is vastgesteld
op 1/120 seconde. De flikkering die zich voordoet
wanneer u opnames maakt onder een tl-buis of
kwiklamp wordt verminderd.
SHUTTER 1/250/ SHUTTER 1/500/ SHUTTER 1/1000*/
SHUTTER 1/2000*/ SHUTTER 1/4000*: Met deze
instellingen kunt u snel bewegende beelden beeld voor
beeld opnemen, voor helder, stabiel afspelen in
slowmotion, door de sluitertijdvariabelen vast te zetten.
Gebruik deze instellingen wanneer een automatische
afstelling niet goed werkt, in de stand SPORTS. Hoe korter
de sluitertijd, hoe donkerder het beeld wordt. Gebruik de
sluiterfunctie dus alleen als u voldoende licht hebt.
SPORTS
(Variabele sluitertijd: 1/250 – 1/4000):
Als u deze instelling selecteert, kunt u snel bewegende
beelden beeld voor beeld vastleggen en zo een levendige,
stabiele slowmotionweergave bewerkstelligen. Hoe korter
de sluitertijd, hoe donkerder het beeld wordt. Gebruik de
sluiterfunctie dus alleen als u voldoende licht hebt.
SNOW: Deze instelling compenseert onderwerpen
die anders mogelijk te donker worden als u opnames
maakt in een zeer lichte omgeving, bijvoorbeeld een
sneeuwlandschap.
SPOTLIGHT: Met deze instelling compenseert u
onderwerpen die anders te licht zouden zijn als ze bij
zeer sterke directe belichting worden opgenomen,
bijvoorbeeld onder spots.
TWILIGHT: Hierdoor zien avondscènes er
natuurlijker uit. De witbalans (
automatisch ingesteld op "
aangepast aan uw wensen. Als u Twilight (schemerlicht)
selecteert, wordt de camcorder bij een afstand van 10 m
tot oneindig automatisch scherpgesteld. Als de afstand
minder dan 10 m bedraagt, dient u de scherpstelling
handmatig uit te voeren. De flits werkt in deze stand niet.
blz. 29)
blz. 37) In dit geval
blz. 37) wordt
", maar kan worden
SEPIA: Opgenomen beelden krijgen een bruine
schijn, net als oude foto's. Als u deze stand combineert
met de cinemastand krijgen uw opnames een klassiek
uiterlijk.
MONOTONE: Net als bij de zwartwitfilms uit
vroeger tijden worden uw beelden in zwartwit
opgenomen. In combinatie met de cinemastand vergroot
u hiermee het effect van een "oude film".
CLASSIC FILM*: Hierdoor krijgen opgenomen
beelden een stroboscoopeffect.
STROBE*: De opname ziet er uit als een reeks
opeenvolgende foto's.
* Alleen beschikbaar als de schakelaar VIDEO/MEMORY is
ingesteld op "VIDEO".
Navigatiefunctie
De navigatiefunctie helpt u de inhoud van een band te
controleren doordat op een geheugenkaart
miniatuurbeelden worden gemaakt.
Voordat u verder gaat
Laad als u de navigatiefuncties wilt gebruiken een
cassette en een geheugenkaart en zet vervolgens de
schakelaar VIDEO/MEMORY op "VIDEO".
Automatisch miniatuurbeelden maken tijdens het
opnemen op band
1
Stel "NAVIGATION" in op de gewenste
navigatieopslagtijd. (
● Als de aanduiding "
verschijnt, wacht u tot het knipperen is gestopt. Als de
aanduiding na een tijdje nog steeds knippert, dient u na te
gaan of er wel een geheugenkaart is geplaatst.
2
Zet u de aan/uit-knop op "A" of "M".
3
Druk op de start/stop-knop voor opnemen om het
opnemen te starten.
● Als de opnametijd langer duurt dan de navigatietijd die is
ingesteld bij stap 1, verschijnt "
op het punt waarop de opname is begonnen vastgelegd en
als miniatuurbeeld op de geheugenkaart opgeslagen.
● Als u op de start-/stopknop voor opnemen drukt voordat
"
" stopt met knipperen, wordt het beeld vastgelegd dat
zich voor de camera bevindt op het moment dat de
geplaatste geheugenkaart wordt herkend.
4
Druk op de start/stop-knop voor opnemen om het
opnemen te beëindigen.
Handmatig miniatuurbeelden maken na het opnemen
van videobeelden
1
Stel "NAVIGATION" in op "MANUAL". (
2
De aan/uit-knop staat op "A" of "M".
3
Wanneer u klaar bent met opnemen, drukt u op NAVI
STORE.
● De aanduiding "
" verschijnt kort en het vastgelegde beeld
wordt als miniatuurbeeld op de geheugenkaart opgeslagen.
OPMERKINGEN:
● Het aantal miniatuurbeelden dat u nog kunt opslaan, wordt
ook op het scherm weergegeven wanneer dit aantal tien of
minder bedraagt. Als "REC SELECT" in het menu DSC is
ingesteld op "
/
beelden van 640 x 480 pixels kunnen worden opgeslagen.
● Als "5S" in het menu MANUAL is ingesteld op "5S" of
"Anim.", werkt de functie NAVIGATION niet naar behoren.
blz. 29, 30)
" knipperend op het scherm
" kort en wordt het beeld
blz. 29, 30)
", geeft dit getal aan hoeveel