C-4 IN WERK STELLING
C-4.1 ALVORENS DE MOTOR AAN TE ZETTEN
•
Voor de veiligheid van de operator, de andere
mensen en de wagen, is het beter een algemene
controle uit te voeren alvorens de motor aan te
draaien.
•
Cabine schoonmaken, met een speciale aandacht
voor ruimte onder en rond e pedalen en de
bedieningshendels.
•
Olie, vet of modder van pedalen en bedieningshendels
halen.
•
Handen en schoenen moeten schoon en droog
zijn.
•
Veiligheidsgordels controleren.
•
De goede werking van koplampen, richtingaanwijzers,
noodlampen, ruitenwissers en claxon controleren.
•
Rijstoel regelen om makkelijk bij bedieningshendels
en pedalen te komen, zonder de rug te buigen.
•
Achteruitkijkspiegels regelen om een goed zicht te
hebben achter de wagen terwijl men correct op de
rijstoel zit.
•
Nagaan of parkeerrem ingeschakeld is.
C-4.1.1
Check bij het starten van de wagen
Bij het aanzetten van het elektrische bord wordt de
lastbegrenzer automatisch geactiveerd. De correcte
voeding wordt aangegeven door het aangaan van het
groene controlelampje op het Terex logo. De display blijft
uitgeschakeld terwijl de inrichting een aantal controles
uitvoert. Vervolgens verschijnt er op de display het
nummer 1 als het platform geselecteerd is, 0 als de
vorken, of een ander werktuig, geselecteerd zijn.
Indien tijdens de test de begrenzer een defect waarneemt
stelt deze zich automatisch in een veilige toestand en
de gevaarlijke manoeuvres worden geblokkeerd, op de
display verschijnt er een knipperende alarmcode waaruit
het probleem opgemaakt kan worden. Voor een meer
gedetailleerde omschrijving zie hoofdst.
Nazien of de veiligheidsinrichting goed werkt zoals
voorzien in hoofdst.
D-3.17 t.o.v.:
•
Anti-omkantelsysteem
•
Drukknop op joystick
•
Noodstop drukknop
•
Bediening voertuig start
•
Noodpomp
GTH-3713 - GTH-4017 - GTH-4514
GEBRUIKSAANWIJZING
C-5.2.
C-
Pagina
Document 57.0004.4700 - 11/2004
C-4.2 MOTOR AANZETTEN
•
Versnelling vrij zetten.
•
Gaspedaal helemaal indrukken.
•
Motor aanzetten door de schakelaar op stand
draaien en los te laten zo gauw de motor aanslaat.
GEVAAR
Indien, na ongeveer 20 seconden, de motor niet
aangaat, sleutel loslaten en ongeveer 2 minuten
wachten alvorens opnieuw te proberen.
•
Als de motor aan is,
de toeren op minimaal
GEVAAR
b r e n g e n e n e n k e l e
OPGELET
m i n u t e n w a c h t e n
alvorens de versnelling
in te schakelen, zodat de
motorolie progressief op
de juiste temperatuur komt
om efficiënt te werken.
OPGELET
OPGELET
•
Indien de motor aangezet wordt met buitenhulp,
verbindingskabels weghalen (zie volgend
hoofdstuk).
OPGELET
ELECTRISCH
GEVAAR
Indien de lichtwijzers niet aan of uit gaan wanneer
de motor draait, deze dadelijk stil zetten en oorzaak
van het niet werken opzoeken.
ELECTRISCH
BELANGRIJK
GEVAAR
De motor kan niet gestart worden als de stuurkolom
bediening niet neutraal is.
BELANGRIJK
GEVAAR
BESCHERMING
Nadat de motor gestart is en de bedieningsplaats
wordt verlaten, blijft de motor aan. vERlAAt DE
BEDIENINGSPlAAtS NooIt ZoNDER EERSt
DE motoR UIt tE ZEttEN, DE ARm NAAR DE
OPGELET
GRoND tE BRENGEN, DE StUURKolom oP
BESCHERMING
NEUtRAAl tE ZEttEN EN DE PARKEERREm IN
tE SCHAKElEN.
OPGELET
ELECTRISCH
GEVAAR
P
MILIEU
MILIEU
te