1. Rolbeugelknop
(vergrendelde stand)
2. Trek de rolbeugelknop uit
en draai deze 90 graden
om de stand van de
rolbeugel te veranderen
De sporing afstellen
1. Schakel de aftakasschakelaar uit.
2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen de standen Snel
en Langzaam.
4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de aanslag
in de T-sleuf.
5. Controleer de sporing van de machine.
6. Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai
dan de bouten los en pas de linker aanslagplaat op de
linker T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
Figuur 65
3. Rolbeugel omhoog
4. Rolbeugel omlaag
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai
dan de bouten los en pas de rechter aanslagplaat op de
rechter T-sleuf aan tot de machine recht rijdt.
8. Zet de aanslagplaat vast.
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,9 bar.
Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch en
hoeven niet op spanning te worden gehouden.
52
g019756
Figuur 66
3. Aanslagplaat