conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank vullen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder
deze. Vul de brandstoftank bij met normale, loodvrije
benzine tot maximaal 6 tot 13 mm onder de onderkant
van de vulbuis. De ruimte in de tank geeft de benzine
de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet
helemaal vol, zie
(Figuur
7).
Figuur 7
Het motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt,
moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie
Het motoroliepeil controleren (bladz.
G009189
20
43).