1. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking
en schakel de aftakasschakelaar in. Probeer de motor te
starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
2. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de aftakasschakelaar uit. Beweeg
een van beide schakelhendels (uit de vergrendelde
neutraalstand). Probeer de motor te starten; de motor
mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere
rijhendel.
3. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking,
schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor.
Laat de motor lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel
de aftakasschakelaar in en kom iets overeind uit de
bestuurdersstoel. De motor moet afslaan.
4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking,
schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Als
de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en
beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet
nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere
rijhendel.
5. Neem plaats op de stoel, zet de parkeerrem vrij,
schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand. Probeer de motor te
starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
Vooruit en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel
het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de
gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Laat
de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien.
VOORZICHTIG
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en
schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
De rijhendels gebruiken
1. Rijhendel: vergrendelde
neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
3. Vooruit
Vooruitrijden
Opmerking: De motor slaat af als u de rijhendels beweegt
terwijl de parkeerrem is werking is gesteld.
Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand.
1. Zet de parkeerrem vrij; zie
(bladz.
23).
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
3. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam
naar voren
(Figuur
27
Figuur 23
4. Achteruit
5. Voorzijde van de machine
Parkeerrem vrijzetten
24).