wiel geleidelijk en met tussenpozen in totdat dit wiel
niet meer slipt, waarmee de tractie op het laagste wiel
wordt vergroot.
De tractiehulp werkt nu automatisch en vereist geen
handelingen van de bestuurder. Als een wiel begint te
slippen, wordt de stroom automatisch verdeeld tussen
de voor- en achterwielen om slippen van de wielen en
tractieverlies te beperken.
Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op
hellingen gebruikt. Zorg ervoor dat de rolbeugel
omhoog is geklapt, de stoelvergrendeling stevig
vastzit en de veiligheidsgordel bevestigd is. Rij
langzaam en maak geen scherpe bochten om
omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te
kunnen blijven tijdens het sturen, moet het maaidek
zijn neergelaten tijdens het afdalen.
Voordat u de motor afzet, moet u alle
bedieningsorganen uitschakelen en de gashendel
op
zetten. De gashendel op
LANGZAAM
zetten leidt tot een lager toerental en minder lawaai
en trilling. Draai het contactsleuteltje naar U
motor af te zetten.
Voordat u de machine transporteert, moet u de
maaidekken opheffen en de transportvergrendelingen
vastzetten
(Figuur
54).
Figuur 54
1. Transportvergrendeling (zijmaaidekken)
Tips voor bediening en
gebruik
Gebruik van de machine
•
Start de motor en laat deze op
lopen om warm te worden. Duw de gashendel
helemaal naar voren, breng de maaidekken
omhoog, zet de parkeerrem vrij, druk het
tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij
voorzichtig naar een open terrein.
•
Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in
starten en stoppen van de machine. Om de
machine te stoppen, neemt u uw voet van het
tractiepedaal en laat u het terugkeren in de
NEUTRAALSTAND
Opmerking:
afdaalt, zult u soms het achteruitpedaal moeten
gebruiken om te stoppen.
LANGZAAM
•
Maai indien mogelijk hellingopwaarts en
hellingafwaarts en niet dwars over een helling.
om de
IT
Zorg ervoor dat de maaidekken zijn neergelaten
als u hellingafwaarts rijdt, zodat u de macht over
het stuur behoudt. Draai de machine niet op een
helling.
•
Oefen met het ontwijken van obstakels met de
maaidekken omhoog en omlaag. Wees voorzichtig
als u tussen smalle objecten rijdt zodat u de
machine of de maaidekken niet beschadigt.
•
Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
•
Als u een obstakel tegenkomt, moet u de
maaidekken omhoog brengen zodat u er omheen
kunt maaien.
•
Als u de machine van het ene maaigebied naar
het andere rijdt, moet u de maaidekken volledig
omhoog brengen, de schuif voor maaien/transport
naar links op transport zetten en de gashendel op
S
Maaipatronen veranderen
g011550
Verander vaak het maaipatroon om te vermijden dat
het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te
wijten zijn aan herhaald maaien in één richting.
Tegengewicht
Het tegengewichtsysteem oefent hydraulische
tegendruk uit op de hefcilinders van de maaidekken.
Deze tegendruk verplaatst het gewicht van het
maaidek naar de aandrijfwielen van de maaier
om de tractie te verbeteren. De druk van het
tegengewicht is standaard ingesteld voor een
optimale balans tussen maairesultaat en tractie in
de meeste omstandigheden. De instelling van het
tegengewicht verlagen kan het maaidek stabieler
46
of trapt u het achteruit-pedaal in.
Als u met de machine een helling
zetten.
NEL
stationair
HALFGAS