Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Opmerking:
Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
1. Rempedalen
2. Pedaalvergrendeling
3. Parkeerremvergrendeling
4. Ruimte voor optioneel accessoire
5. Zwaailichtschakelaar (optioneel)
6. Waarschuwingsknipperlichtschakelaar (optioneel)
7. Richtingaanwijzerschakelaar (optioneel)
8. Claxonknop (optioneel)
9. Tractiepedaal
10. Hendel om stuurwiel te verstellen
Tractiepedaal
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand
Rempedalen
Twee pedalen bedienen de afzonderlijke remmen op
de wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het
parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij
het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de
pedalen als parkeerrem en voor transport
Figuur 3
(Figuur
(Figuur
Pedaalvergrendeling
Om de pedaalvergrendeling in werking te stellen,
koppelt u de pedalen met de pedaalvergrendeling
(Figuur
3).
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel om het stuur te verstellen naar
beneden om het stuurwiel in de gewenste stand
te zetten en laat de hendel vervolgens los om de
instelling te borgen
Parkeerremvergrendeling
Een knop links van het bedieningspaneel activeert de
vergrendeling van de parkeerrem
Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de
pedalen met de vergrendeling, trapt u beide pedalen
in en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem
uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide
pedalen in totdat de parkeerremvergrendeling wordt
ingetrokken.
Gevarenlichtschakelaar
g020756
Druk op de knipperlichtschakelaar om de
knipperlichten in te schakelen
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk op de linkerzijde van de richtingaanwijzerscha-
kelaar om het linksafsignaal en op de rechterzijde van
de schakelaar om het rechtsafsignaal te activeren
(Figuur
3).
Contactschakelaar
De contactschakelaar
/
AAN
VOORVERWARMEN
3).
3).
16
(Figuur
3).
(Figuur
3).
(Figuur
3).
(Figuur
4) heeft 3 standen:
en
.
START
,
UIT