tot meer benodigd vermogen, fijner maaisel en een
betere maaikwaliteit.
De prestaties van de airconditioner
optimaliseren
•
Om opwarming door de zon te beperken parkeert
u de machine in de schaduw en laat u de deuren
open als er direct zonlicht op de machine valt.
•
Zorg dat de condenser-ribben van de airconditioner
schoon zijn.
•
Stel de blazer van de airconditioning in op de
middelste stand.
•
Ga na of het dak en de headliner overal goed
aansluiten; waar nodig repareren.
•
Meet de luchttemperatuur bij de middelste
ventilatieopening vooraan in de headliner.
Opmerking:
In het algemeen stabiliseert de
luchttemperatuur op 10 °C of lager.
•
Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor meer
informatie.
Na gebruik
Veiligheid na het werk
•
Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden,
de geluiddempers en het motorcompartiment
om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en
brandstof op.
•
Als de maai-eenheden in de transportstand
staan, breng dan een positieve mechanische
vergrendeling aan (indien voorhanden) voordat u
de machine onbeheerd achterlaat.
•
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in
een afgesloten ruimte stalt.
•
Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten
voordat u de machine stalt of transporteert.
•
Stal de machine of het brandstofvat nooit in de
buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam
zoals die van een boiler of een ander apparaat.
•
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de
machine in goede staat verkeren en alle
bevestigingselementen stevig vastzitten, in het
bijzonder de bevestigingen van maaimessen.
•
Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende
stickers.
De machine duwen of
slepen
In noodgevallen kan de machine vooruit worden
bewogen door de omloopklep in de regelbare
hydraulische pomp in werking te stellen en de
machine te duwen of te slepen.
Belangrijk:
U mag de machine niet sneller dan 3
tot 4,8 km per uur duwen of slepen omdat anders
de transmissie intern kan worden beschadigd. De
omloopklep moet open zijn als de machine wordt
geduwd of gesleept.
1.
Kantel de stoel en zoek de omloopkleppen;
deze bevinden zich onder de voorzijde van de
brandstoftank
1. Omloopklep
2.
Draai de omloopkleppen 3 slagen linksom om
deze te openen en de olie inwendig om te laten
leiden.
Opmerking:
Omdat de vloeistof wordt omgeleid, kunt u de
machine langzaam voortbewegen zonder dat de
transmissie wordt beschadigd.
3.
Sluit de omloopkleppen voordat u de motor start.
4.
Aandraaien tot 70 N·m om de klep te sluiten.
Belangrijk:
Als u de machine achteruit moet
duwen of slepen, dient u te zorgen voor een
omleiding van de regelklep in het verdeelstuk
van de vierwielaandrijving. Sluit om de regelklep
te passeren een slang (onderdeelnr. 95-8843),
2 koppelingfittingen (onderdeelnr. 95-0985) en
2 hydraulische fittingen (onderdeelnr. 340-77)
aan op de testaansluiting voor de achterwaartse
tractiedruk op de hydrostaat, en op de aansluiting
tussen de aansluitingen M8 en P2 van de achterste
tractieverdeler, die zich achter het voorwiel
bevindt.
49
(Figuur
58).
Figuur 58
Niet meer dan 3 slagen openen.
g020454