De tractiehulp werkt automatisch en vereist geen
handelingen van de bestuurder. Als een wiel begint te
slippen, wordt de stroom automatisch verdeeld tussen
de voor- en achterwielen om slippen van de wielen en
tractieverlies te beperken.
Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op
hellingen gebruikt. Zorg ervoor dat de rolbeugel
omhoog is geklapt, de stoelvergrendeling stevig
vastzit en de veiligheidsgordel gesloten is. Rij
langzaam en maak geen scherpe bochten om
omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te
kunnen blijven tijdens het sturen, moet het maaidek
zijn neergelaten tijdens het afdalen.
Voordat u de motor afzet, moet u alle
bedieningsorganen uitschakelen en de gashendel op
L
zetten. Als u de gashendel op L
ANGZAAM
zet, worden het motortoerental, het lawaai en de
trillingen verlaagd. Draai het sleuteltje op
motor af te zetten.
Voordat u de machine transporteert, moet u de
maaidekken opheffen en de transportvergrendelingen
vastzetten
(Figuur
56).
Figuur 56
1. Transportvergrendeling (zijmaaidekken)
Tips voor bediening en
gebruik
Maaien als het gras droog is
Maai laat in de ochtend om te vermijden dat het gras
door dauw op kluitjes bij elkaar gaat zitten, of laat in
de middag om te voorkomen dat het directe zonlicht
het gevoelige, pas gemaaide gras schaadt.
Selecteer de juiste maaihoogte-
instelling
Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer
dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en
dicht gras moet u misschien de maaihoogte vergroten.
Met de juiste regelmaat maaien
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per
jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden,
moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de
groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder
vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen
later op een lagere maaihoogte.
ANGZAAM
Transport
om de
UIT
Gebruik de transportgrendels als u de machine over
een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u
een aanhanger gebruikt.
Na het maaien
Om optimale resultaten te waarborgen, moet de
onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt
worden gereinigd. Als zich grasresten ophopen in de
maaikast, verslechteren de maairesultaten.
Verwijder ook vuil dat zich eventueel heeft opgehoopt
tussen de hefcilinders en de schuimrubberen
bekleding van het maaidek
g028769
1. Hefcilinder van maaidek
Schuinstand van het maaidek
Een messchuinstand van 8 tot 11 mm wordt
aanbevolen. Als de schuinstand meer dan 8 tot
11 mm is, leidt dit tot minder benodigd vermogen,
grover maaisel en een slechtere maaikwaliteit. Als
de schuinstand minder dan 8 tot 11 mm is, leidt dit
48
(Figuur
57).
Figuur 57
2. Schuimrubberen
bekleding van maaidek
g004825