3
De vloeistofniveaus
controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
1.
Het oliepeil in de motor controleren; zie
motoroliepeil controleren (bladz.
2.
Het hydraulische vloeistofpeil controleren; zie
Hydraulische vloeistof controleren (bladz.
3.
Het koelsysteem controleren; zie
koelsysteem controleren (bladz.
4.
Het oliepeil van de planeetwielaandrijving
controleren; zie
Oliepeil van de planeetwielaan-
drijving controleren (bladz.
5.
De smeerolie van de achteras controleren; zie
Het smeermiddel van de achteras verversen
(bladz.
67).
6.
De smeerolie van de tandwielkast van de
achteras controleren; zie
de tandwielkast van de achteras controleren
(bladz.
66).
Het
60).
72).
Het
68).
65).
Het smeeroliepeil van
Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Opmerking:
Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Bedieningsorganen van de
machine
1. Rempedaal
2. Pedaalvergrendeling
3. Tractiepedaal
Tractiepedaal
Om de machine te stoppen, drukt u minder hard
met uw voet op het tractiepedaal, totdat het pedaal
terugkeert naar de stand N
Rempedalen
Twee pedalen bedienen de afzonderlijke remmen op
de wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het
parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij
het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de
pedalen als parkeerrem en voor transport
Pedaalvergrendeling
Om de pedaalvergrendeling in werking te stellen,
koppelt u de pedalen met de pedaalvergrendeling
(Figuur
3).
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel om het stuur te verstellen naar
beneden om het stuurwiel in de gewenste stand
16
Figuur 3
4. Parkeerrem
5. Hendel om stuurwiel te
verstellen
(Figuur
3).
EUTRAAL
(Figuur
g203048
3).