2.
KOELVLOEISTOFNIVEAU CONTROLE
Vullen tot
de
rand
van de
vuldop.
3.
BANDEN
Controleer de
bandenspanning.
Verwijder klemzittende voorwerpen
in
loop-
vlakprofiel
en
tussen de banden
bij
dubbele
montage.
Controleer
op
inrijdingen
en
andere
be-
schadigingen.
4.
AANHANGWAGEN KOPPELING
fndien
aanwez;,g.
Goede werking
controleren.
5.
VERLICHTING EN
INSTRUMENTEN
Functionering van alle lichten
controleren.
Werking
van
ruitewissers en claxon
contro-
leren.
Vloeistofniveau
in
voorraadtank
van
ruite-
sproeier
controleren.
6.
CHAUFFEURSTOEL EN SPIEGELS
Stoel en spiegels
in
de goede stand plaatsen.
7
.
REMVLOEISTOF
CONTROLEREN
De
tankjes zijn van een doorzichtig soort plas-
tic, waardoor controle van buitenaf mogelijk
is.
Indien
er
vloeistof moet worden bijgevuld gaat
dat als
volgt:
Verwijder
de
rubber
beschermkap.
Trek de twee electrische kabels
los.
Vuldop afdraaien en vloeistof
bijvullen.
LET
OP
Raadpleeg Uw dealer indien er vloeistof moet
worden
bijgevuld.
Dit is
meestal
het
gevolg
van een
lekkage.
25