21.
PARKEERREM
In
de afgebeelde stand van de
hefboom
is
het
voertuig geremd met de
parkeerrem.
Rijden:
Knop
C
omhoog trekken
en de
hefboom
!n
stand
B draaien.
Parkeer-noodrem:
Knop
C
omhoog trekken
en de
hefboom
in
stand
A
draaien.
Opmerking:
De
console
kan
gebruikt worden
voor
het
plaatsen
van
diverse
accessoires,
zoals
P.T.O. bedieningshefboom en
dergelijke.
22.
STOPKNOP
De motor
wordt afgezet
door
de knop
D uit te
trekken.
23.
PARKEERREM CONTROLE.
LAMP
Lamp
E brand
als
het
voertuig
geremd
staat"
LET
OP
:
Cabine
nooit
verlaten als
het
voertuig
niet
op
de
rem staat. Dit kan
t-!
Uw voertuig
kosten.
24. CONTROLELAMP
REMVLOEISTOF.
NIVEAU IN BEIDE
KRINGEN
Lamp A
gaat branden
zodra het remvloeistof-
niveau
in
één
of
beide
hoofdremcilinders
te
laag
is.
25.
CONTROLELAMP
REMVOERINGEN
Lamp B
gaat
branden zodra
een
van
de
rem-
voeringen
is
versleten; bovendien gaat
deze
brandenals men de
veerremmen
mechanisch
fost.
26.
CONTROLELAMP LUCHTDRUK
Lamp C
gaat
branden als
de luchtdruk
in een
bedrijfsremkring
of
in het parkeerremcircuit.te
laag
is.
27. CONTROLELAMP
HYDRAULISCHE
DRUK
Lamp
D
brandt
als
de hydraulische druk
in
een
kring ontoelaatbaar afrrijkt van
die
in
de
an-
dere
kring.