7.2
De meetfuncties en meetbereiken kiezen
7.2.1 Automatische meetbereikkeuze
De multimeter heeft automatische meetbereikfunctie voor alle
meetfuncties, met uitzondering van temperatuurmeting, diodetest
en doorgangstest. De automatische functie werkt meteen nadat
het apparaat is ingeschakeld. Het apparaat kiest op basis van de
bestaande meetgrootheid automatisch het meetbereik met het
beste oplossende vermogen. Bij het overschakelen op frequentie-
meting blijft het eerder ingestelde spanningsmeetbereik behou-
den.
AUTO-Range functie
De multimeter schakelt automatisch over naar het eerstvolgende
hogere bereik bij (3099 D + 1 D 0310 D) en naar het eerstvol-
gende lagere bereik bij (280 D – 1 D 2799 D).
Bij een hoog oplossend vermogen (deze functie is afhankelijk van
de meetfunctie) schakelt de multimeter automatisch over naar het
eerstvolgende hogere bereik bij (30999 D + 1 D 03100 D) en
naar het eerstvolgende lagere bereik bij (2800 D – 1 D 27999 D).
7.2.2 Handmatige meetbereikkeuze
U kunt de automatische meetbereikfunctie uitschakelen en de be-
reiken aan de hand van de volgende tabel handmatig kiezen en
fixeren. Dit doet u door op de knop Man / Auto te drukken.
Vervolgens kunt u het gewenste meetbereik instellen met de curs-
orknop
of
.
U keert terug naar de automatische bereikkeuze als u op de knop
Man / Auto drukt, als u de draaiknop gebruikt of als u het apparaat
uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Overzicht automatische bereikfunctie en handmatige bereikkeuze
Man /
Handmatige functie aan:
Auto
het gebruikte meetbereik wordt gefixeerd
Schakelvolgorde bij:
V:300 mV* 3 V 30 V 300 V 1000 V
Hz:300 Hz 3 kHz 30 kHz 300 kHz (Hz(U))
:300 3 k 30 k300 k 3 M 30 M
of
A:300A 3 mA 30 mA 300 mA 1 A
A :0,3 A 3 A 30 A 300 A
F:30 nF 300 nF 3F 30F 300F
RISO
: 300 k 3 M 30 M 300 M 3000
M
Man /
Terugkeren naar de automatische meetbereikkeuze
Auto
* Alleen met handmatige bereikkeuze voor V AC
De multimeter wordt in het ingestelde meetbereik gehouden. Als
de grens van het bereik wordt overschreden, verschijnt „OL" in
beeld. Dan moet u met de cursorknop
eerstvolgende hogere meetbereik.
7.2.3 Snelle metingen
Als er sneller gemeten moet worden dan mogelijk is bij de auto-
matische meetbereikkeuze, dan moet het juiste meetbereik ge-
fixeerd worden. Een snelle meting is gegarandeerd met de vol-
gende twee functies:
• met de handmatige meetbereikkeuze, d.w.z. door het meetbereik
te kiezen met het beste oplossend vermogen, zie Hoofdst.
7.2.2.
of
• met de functie DATA, zie Hoofdst. 7.5. Hierbij wordt na de eerste
meting automatisch het juiste meetbereik gefixeerd, zodat er
vanaf de tweede meetwaarde sneller wordt gemeten.
Bij beide functies blijft het gefixeerde meetbereik ingesteld voor de
daarop volgende seriemetingen.
Gossen Metrawatt GmbH
Functie
overschakelen naar het
7.3
Nulpuntcorrectie/relatieve metingen
Al naar gelang de afwijking van het nulpunt kan de gebruiker een
nulpuntinstelling of een referentiewaarde voor relatieve metingen
opslaan:
Afwijking van het nulpunt
– bij kortgesloten meetleidinguiteinden voor V, , A
– bij open ingang voor capaciteiten eenheid F
Voor de desbetreffende meetfunctie wordt de betreffende referen-
tie- of correctiewaarde als offset afgetrokken van alle toekomstige
metingen en blijft deze behouden totdat hij weer gewist wordt of
totdat de multimeter wordt uitgeschakeld.
Het instellen van het nulpunt of de referentiewaarde is zowel
mogelijk bij de automatische meetbereikkeuze als voor het hand-
matig gekozen meetbereik.
Opmerking:
de nulpuntcorrectie is niet beschikbaar voor de volgende meet-
functies of schakelaarstanden: RISO, Coil, DAR, PI, Hz, Duty AC,
RPM AC, , Temp RTD (als alternatief wordt hier de functie
RLeads aangeboden), Temp TC, doorgang, Diode, R
indrukken van de START-toets is ook ZERO geactiveerd!) en R
4L (als alternatief wordt hier de functie thermische compensatie
aangeboden).
Nulpunt instellen
➭ Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en verbind de vrije
uiteinden met elkaar. Doe dit niet bij capaciteitsmeting en
stroommeting. In dit geval blijven de uiteinden van de leiding
open.
➭ Druk even op de softkey Zero.
De waarde die gemeten werd op het ogenblik dat de knop
Display
werd ingedrukt, wordt gebruikt als referentiewaarde. Het ap-
Man
paraat bevestigt de nulpuntinstelling met een pieptoon, het
display toont „Zero" en de referentiewaarde. De softkey Zero
wordt groen gemarkeerd.
➭ U kunt de nulpuntinstelling wissen door opnieuw op de soft-
key Zero te drukken.
Man
Opmerking
Als gevolg van de TRMS effectieve waardemeting geeft
de multimeter bij kortgesloten meetleidingen in het nul-
punt van de V AC/I AC resp. V(AC+DC)/I (AC+DC)-
Auto
meting een restwaarde aan van 1...10/35 digit (alineariteit
van de TRMS-converter). Deze heeft geen invloed op de
gespecificeerde nauwkeurigheid boven 1% van het
meetbereik (resp. 3% in de bereiken mV en V(AC+DC).
Referentiewaarde vastleggen
➭ Sluit de meetkabels aan op het apparaat en meet een referen-
tiewaarde (maximaal 50% van het meetbereik).
➭ Druk even op de softkey Zero.
Het apparaat bevestigt het opslaan van de referentiewaarde
met een geluidssignaal en op het display verschijnt het sym-
bool „ZERO". De waarde die gemeten werd op het ogenblik
dat de knop werd ingedrukt, wordt gebruikt als referentie-
waarde.
➭ U kunt de referentiewaarde wissen door opnieuw op de soft-
key Zero te drukken.
Opmerkingen over de relatieve meting
•
De relatieve meting heeft alleen betrekking op het digitale dis-
play.
Het analoge display geeft nog steeds de originele meet-
waarde aan.
Bij relatieve metingen kunnen er ook bij -/F- of AC-meet-
•
grootheden negatieve waarden ontstaan.
0 ... 200 digit
Display
ZERO
/2L (na
LO
/
LO
17