Elektrische installatie
4 Elektrische installatie
4.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin-
structies.
WAARSCHUWING
4
4
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van
meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn
geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur
opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motoruitgangs-
kabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen
afgeschermde kabels gebruikt, kan dit leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
•
Houd motoruitgangskabels van elkaar
gescheiden.
•
Gebruik afgeschermde kabels.
•
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in
de beschermende geleider en daarmee leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
•
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag
aan de voedingszijde van dit product
uitsluitend een RCD van type B worden
gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden
dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
•
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei-
liging tussen de frequentieregelaar en de motor,
is vereist voor toepassingen met meerdere
motoren.
•
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als
deze zekeringen niet in de fabriek zijn
aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie
hoofdstuk 9.8 Zekeringen en circuitbreakers voor de
maximale zekeringgroottes.
10
®
VLT
Midi Drive FC 280
Zie hoofdstuk 9.5 Kabelspecificaties voor de aanbevolen
draaddiktes en -typen.
4.2 EMC-correcte installatie
Voor een EMC-correcte installatie moet u de instructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding, hoofdstuk 4.4 Bedradingsschema,
hoofdstuk 4.6 Motoraansluiting en hoofdstuk 4.8 Stuurkabels
volgen.
4.3 Aarding
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
Draadtype en -specificaties
•
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
•
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C.
WAARSCHUWING
•
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
•
Aard de frequentieregelaar overeenkomstig de
relevante normen en richtlijnen.
•
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor de
voedende bekabeling, de motorbekabeling en de
stuurkabels.
•
Aard de ene frequentieregelaar niet op de
andere, zoals in een ringnetwerk (zie
Afbeelding 4.1).
•
Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
•
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
brikant op.
•
Minimale kabeldoorsnede: 10 mm² (7 AWG) (of 2
nominale aarddraden die afzonderlijk zijn
aangesloten).
MG07A110