8.5.18
Voorbeelden van bedradingen
Als er meerdere units parallel worden geschakeld, moet de gebruiker het adres van de unit op de DIP-schakelaars instellen.
Het adres van de DIP-schakelaar voor units van de KEM-30 DNS3 en de KEM-60 DNS3 is ENC1 en voor units van de KEM-90 DNS3
ENC4. Als 0-F geldig is, geeft 0 de hoofdunit aan en 1-F de hulpunits. De bedrading van de pompschakelaar van de KEM-90 DNS3 is an-
ders dan die van de KEM-30 DNS3 en de KEM-60 DNS3. De gebruiker moet er zeker van zijn dat de bedrading wordt aangesloten zoals
aangegeven in de volgende figuren.
Afb. 8-25 Netwerkverbindingsschema van hoofdunit en hulpunit van de KEM-30 DNS3
Wanneer het netsnoer parallel aan de signaaldraad loopt, zorg er dan voor dat deze in de respectieve leidingen zijn ingesloten en een re-
delijke afstand tussen de draden in acht wordt genomen. (Afstand tussen het netsnoer en de signaaldraad: 300 mm indien lager dan 10 A,
en 500 mm indien lager dan 50 A)
Bij aansluiting van meerdere units kan de HMI van de KEM-30 DNS3 en de KEM-60 DNS3 in hetzelfde systeem parallel lopen, terwijl de
KEM-90 DNS3 dat niet kan.
Black
Gray
Yellow
Black
Gray
Yellow
OPMERKING
ATTENTIE
Black
Gray
Yellow
28