Storing
Mogelijke oorzaak
Motor loopt,
Overbrengingsverlies
maar mantel
draait niet
Motor wordt heet
Overbelasting van de
tijdens normaal
trommelmotor
bedrijf
Omgevingstemperatuur
boven 40 °C
Overmatige of frequente
stops/starts
Bandspanning te hoog
Motor is niet geschikt
voor de toepassing
Ommanteling te dik
Verkeerde
spanningstoevoer
Verkeerde instellingen op
de frequentieregelaar
Harde geluiden
Verkeerde instellingen op
van de
de frequentieregelaar
trommelmotor
tijdens normaal
Loszittende motor-
bedrijf
opname
Te hoge bandspanning
Verkeerd/onjuist profiel
tussen mantel en band
Trommelmotor verkeerd
ingebouwd
Een fasegeleider is
uitgevallen
Versie 1.2 (08/2022) nl
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing
Verhelpen
Neem contact op met de lokale Interroll-dealer.
Controleer de nominale stroom op overbelasting.
Controleer of de motor niet tegen het transportbandframe
schuurt.
Controleer de omgevingstemperatuur. Is de
omgevingstemperatuur te hoog, installeer dan het koelapparaat.
Neem contact op met de lokale Interroll-dealer.
Gebruik motoren van de DL-serie niet voor het start-stop-bedrijf.
Controleer de bandspanning en reduceer deze indien nodig.
Controleer of de toepassing aan de specificaties van de
trommelmotor voldoet.
Gebruik bij het bedrijf met platenbanden of zonder banden
speciale motoren met een gereduceerd vermogen.
Vervang de ommanteling of neem contact op met de lokale
Interroll-dealer.
Controleer de spanningstoevoer.
Controleer bij 1-fasige motoren of de juiste aanloop- of
bedrijfscondensatoren worden gebruikt.
Controleer bij 3-fasige motoren of er geen fase is uitgevallen.
Controleer of de instellingen van de frequentieregelaar aan
de specificaties van de trommelmotor voldoen en wijzig deze
eventueel.
Controleer of de instellingen van de frequentieregelaar aan
de specificaties van de trommelmotor voldoen en wijzig deze
eventueel.
Controleer de motor-opname, astoleranties en
bevestigingsschroeven.
Controleer de bandspanning en reduceer deze indien nodig.
Controleer of het band- en trommelprofiel bij elkaar passen en
correct verbonden zijn. Vervang ze indien nodig.
Neem de inbouwrichtlijnen van de bandfabrikant in acht.
Controleer de inbouwpositie van het serienummer.
Controleer de aansluiting en netvoeding.
Hulp bij storingen
49 van 64