Aanvullende bedieningsinstructies voor de getrokken
AMAZONE-Lift-Grasshopper GHL-T
10.3
Machine tijdens werkzaamheden
10.3.1
Maaien en verticuteren
De instelling en de bediening van het maaiwerk komen overeen met
deze van de basismachine GHL. Alleen bij het optillen en laten
zakken van de machine zijn er verschillen.
De machine moet altijd gelijkmatig worden opgetild of neergelaten,
d.w.z. in elk geheven positie moet op een zo horizontaal mogelijke
uitlijning worden gelet. Bij een te sterk aan één zijde optillen naar
voren of achteren kan bij een draaiende machine een beschadiging
van de cardanas ontstaan.
Als de machine in de werkstand staat, dan moeten de hydraulische
leidingen van de in hoogte verstelbare stuurwielen drukloos zijn.
Anders kan op ongelijkmatig terrein ongewenst optillen van de
steunwals optreden, wat een ongelijkmatige maaihoogte tot gevolg
heeft.
10.3.2
Legen van de vangkorf
De achterste hefcilinders zijn zo uitgevoerd dat ze het leegmaken van
de vangkorf op ca. 1,90 m hoogte mogelijk maken.
Begin pas met het optillen van de vangkorf als u de losplaats hebt
bereikt.
10.4
Na het werk - loskoppelen van de machine
De neergelaten machine wordt door het uitschuiven van de achterste
stuurwielen naar voren gekanteld tot de veertopstang is ontlast.
(afb. 10.4). Nu kan de veertopstang aan de tractor worden
losgemaakt. De machine wordt weer op de grond neergelaten en als
een normale driepuntsmachine losgekoppeld.
De topstangketting mag nooit met geweld - d.w.z. in
voorgespannen stand - van de machine of de tractor worden
losgekoppeld!
66
GHL, GHL-T SMARTCUT BAF0006.3 02.21