13. ONDERHOUDSVOORSCHRIFT
13.1 Algemeen
Om de verbranding optimaal te houden is het noodzake-
lijk de ketel, de apparatuur en de stookruimte minimaal
eenmaal per jaar te reinigen. Hierdoor wordt voorkomen,
dat tijdens het stoken, door aanzuiging van stof, de bran-
ders en ketel vervuilen. Dit zal uiteindelijk tot slechte ver-
branding met mogelijke roetvorming leiden.
13.2 Werkzaamheden
De voor het onderhoud te verrichten werkzaamheden
omvatten:
a. Het reinigen van de ketel.
a.1 Het reinigen van het gietijzeren ketelblok:
Verwijder de frontmantels en binnenfrontmantels van
de ketel. Verwijder vervolgens de schoonmaakdek-
sels van het ketelblok. Demonteer de voorste stra-
lingsplaat, de vloerplaten en de branders.
Reinig de verbrandingskanalen tussen de leden van
het ketelblok met behulp van een stalen reinigings-
borstel (verkrijgbaar bij Remeha). Demonteer de zich
boven op de rookgasverzamelkap bevindende
inspectieluiken en reinig m.b.v. een stofzuiger de bo-
venkant van de warmtewisselaar.
Gebruik desnoods een luchtcompressor en blaas het
tussen de leden zittende vuil weg.
a.2 Het inspecteren en zonodig reinigen van de alumini-
um warmtewisselaar:
Deze inspectie kan plaatsvinden via de inspectielui-
ken op de rookgasverzamelkap.
Bij niet ernstige vervuiling (normale stofafzetting) kan
het best worden gereinigd met water. D.m.v. een
slang kan water in de bovenzijde van de aluminium
warmtewisselaar worden gespoten. Afvoer van het in-
gebrachte water zal via de condensafvoerleiding
plaatsvinden. Bij ernstige vervuiling dient m.b.v. de
nylon reinigingsborstel te worden gereinigd. Verwij-
der in dat geval de condensatiewaterafvoerslangen
uit de achterplaat van de tweede warmtewisselaar.
Verwijder de achterplaat van de tweede warmtewis-
selaar en vervolgens de tussenplaat. Reinig de alu-
minium buizen m.b.v. de speciale nylon reinigings-
borstel (verkrijgbaar bij Remeha). Beslist geen stalen
reinigingsborstel gebruiken! Controleer de conden-
saatbak op vervuiling. Verwijder aanwezig vuil. Draai
de dop van de sifon en reinig de sifon, reinig zonodig
de uitstroomopening van de condensaatbak m.b.v. de
nylon reinigingsborstel.
a.3 Het inspecteren en zonodig reinigen van de rookgas-
afvoerventilator:
Verwijder het flexibele verbindingsstuk tussen tweede
warmtewisselaar en rookgasafvoerventilator.
Controleer de waaier van de ventilator op vervuiling
en reinig deze. Na inspectie en reiniging het flexibele
verbindingsstuk weer monteren.
a.4 Reinig en controleer de branders.
Inspecteer het gaas. Indien dit vervangen dient te
worden, ga dan als volgt te werk:
Verwijder het gaas door de gebogen kanten van de
bevestigingshaken die door het gaas gestoken zijn,
terug te buigen en de haken naar beneden toe weg
te halen. Leg het nieuwe gaas op de zijplaten, met de
afgeschuinde kant aan de achterkant van de brander
(niet de venturikant). Haak de bevestigingshaken
achter de zijplaten ter plaatse van de uitsparingen in
de brander, steek ze door het gaas en buig de uitein-
den met een punttang zo om, dat ze niet buiten de
brander uitsteken.
Reinig de vloer onder de ketel en de stookruimte in
de directe omgeving van de ketel. Breng de vloerpla-
ten weer aan en zorg dat zij goed bij de zijleden aan-
sluiten. Breng de branders aan. Let op, dat de twee
t.b.v. de ionisatieelektrode aangepaste branders weer
aan de buitenkanten van de ketel worden gemon-
teerd. Breng de branders evenwijdig met de leden
aan. Monteer de voorste stralingsplaat.
a.5 Het reinigen van de ontstekings- en vlambeveiligings-
elektroden:
Verwijder de aansteekbrander, reinig de ontstekings-
elektrode. Controleer de elektrodeafstand (2 mm).
Reinig tevens de vlambeveiligingselektrode(n) (VB).
Na het monteren van de aansteekbrander alle losge-
nomen verbindingen vastzetten. Dan de vlambeveili-
gingselektrode-afstand tot het bovenvlak van de bran-
der controleren. Dit moet ± 10 mm zijn.
a.6 Het reinigen van de apparatuur:
Verwijder aanwezig vuil of stof van de gasapparatuur,
thermostaten en bekabeling. Let speciaal op de be-
en ontluchtingsgaatjes van de drukregelaar.
a.7 Het uitwendig reinigen van de ketelmantel:
Monteer alle losgenomen onderdelen en reinig hierna
de ketelbemanteling. Zorg ervoor dat de losgenomen
onderdelen worden voorzien van nieuw pakkingma-
teriaal (verkrijgbaar bij Remeha).
Na reiniging van ketel en apparatuur en het monteren
van alle losgenomen onderdelen dient men de volgende
punten in acht te nemen:
b. Controle van de werking van de gasapparatuur:
b.1 Controle van de gashoofdkraan.
b.2 Controle en opname van de startcyclus waaronder de
ontstekingstijd, begrenzingstijd en sluittijd.
b.3 Controle van de gasdrukbewakingen LD1-HD-HDL
(voorzover gemonteerd).
b.4 Controle van de beveiligingssignalering van gaslek-
controleapparatuur, vlambeveiliging en thermostaten.
b.5 Controle van de werking van de rookgasafvoerventila-
tor en de luchtdrukverschilschakelaars LD2L en
LD2H.
c. Uitvoering van een rendementsmeting.
d. Controle van de algehele staat van de installatie (con-
trole op lekkage e.d.).
39