Inhoudsopgave
Advertenties
16.Afstelling gasdrukschakelaars
a: LD1. Laat de ketel op vollast branden. Stel de min.
gasdrukschakelaar LD1 als volgt af: Zet de instelschijf
van de LD1 op een lage waarde (2,5 mbar).
Sluit een drukmeter aan op het meetpunt LD1.
Door het langzaam dichtdraaien van de gashoofd-
kraan de gasdruk laten dalen tot een waarde waarbij
de vlam nog stabiel blijft en geen CO wordt gevormd
(6 mbar).
De instelschijf van de drukschakelaar LD1 langzaam
verdraaien tot de ketel in vergrendeling gaat.
De signaallamp 'min-gasdruk' brandt.
Open de gashoofdkraan weer volledig. Ontgrendel de
ketel d.m.v. de ontgrendelknop (DK) op de schakel-
kast.
b: HD. Laat de ketel op vollast branden.
Stel de max. gasdrukschakelaar HD als volgt af:
Zet de instelschijf van de HD op een hoge waarde
bijv. 40 mbar. Sluit een drukmeter aan op het brander-
drukmeetpunt op de branderpijp. Verhoog de brander-
druk d.m.v. instelhuls A van de hoog/laag spoel (10
t/m 14 leden) of d.m.v. de gasdrukregelaar DR1 (15
t/m 26 leden) tot 19,8 mbar (20% boven de vollast
branderdruk). Hierbij mag geen CO worden gevormd.
De instelschijf van de drukschakelaar HD langzaam
verdraaien tot de ketel in vergrendeling gaat. De sig-
naallamp 'max-gasdruk' brandt.
Draai instelhuls A van de hoog/laag spoel iets (10 t/m
14 leden), of de instelschroef van de gasdrukregelaar
DR1 enkele slagen (15 t/m 26 leden) linksom.
De ketel ontgrendelen d.m.v. de ontgrendelknop (DK)
op de schakelkast. Hierna de branderdruk weer op de
vereiste waarde instellen.
c: HDL. Laat de ketel op deellast branden.
Stel de maximale gasdrukschakelaar laagstandbelas-
ting HDL als volgt af: Sluit een drukmeter aan op het
branderdrukmeetpunt op de branderpijp. Zet de instel-
schijf van de HDL op de hoogste waarde (10 mbar).
Verhoog de deellast branderdruk met instelschroef B
van de hoog/laag spoel (10 t/m 14 leden) of met de
demperkop van de VA2 (15 t/m 26 leden) naar 7,3
mbar (20% boven de deellast branderdruk). Draai de
instelschijf van de HDL nu langzaam terug tot de ketel
in vergrendeling gaat.
De signaallamp 'laagstand' brandt nu.
Draai de instelschroef B van de hoog/laag spoel
(10 t/m 14 leden) of draai de demperkop van de VA2
(15 t/m 26 leden) iets terug. De ketel ontgrendelen
d.m.v. de ontgrendeldrukknop (DK) op de schakelkast.
17.Na het afstellen van de gasdrukschakelaars dient de
branderdruk in deellast en in vollast nogmaals ge-
controleerd te worden.
18.Controleer de werking van de thermostaten en stel
deze op de gewenste waarde in. De maximaalthermo-
staat werkt vergrendelend (110 °C).
19.Controleer de werking van de vlambeveiliging door:
a. bij start de vlambeveiligingselektrode VB1 los te
nemen;
b. in bedrijf de vlambeveiliging VB2 los te nemen.
In beide gevallen vergrendelt de beveiligingsauto-
maat en brandt de signaallamp 'brander vergren-
delt'.
20.Controleer de werking van de niveaubeveiliging door:
a. De elektrische aansluiting van de elektrode in de
schakelkast los te nemen (klem E).
Controle op waterniveau.
b. Een doorverbinding maken tussen elektrode (klem
E) en aarde ( ).
Controle op kortsluitvastheid.
In beide situaties gaat de niveaubeveiligingsautomaat
in vergrendeling. Ontgrendel in dit geval de niveaube-
veiligingsautomaat in de schakelkast (rode knop in-
drukken).
21.Test de gaslekcontroleapparatuur door de drukmeet-
nippel tussen de beveiligingsafsluiters voor de start
open te draaien. De gaslekcontrole-automaat gaat in
vergrendeling en de signaallamp 'gasslotlekkage'
brandt.
De ketel ontgrendelen d.m.v. de ontgrendelknop (DK)
op de schakelkast.
22.Controleer de werking van de luchtdrukverschilscha-
kelaars LD2L en LD2H door tijdens start en bedrijf de
afsluitdopjes van de aansluitslangen los te nemen (zie
A in afb. 26 op blz. 32).
11.2.3 Uit bedrijf nemen
1. Schakel de elektrische voeding van de ketel uit.
2. Sluit de gashoofdkraan.
3. Schakel de ketelregeling uit.
Opm.: Denk aan bevriezingsgevaar.
35
Advertenties
Inhoudsopgave
