11.1.2 In bedrijf stellen
1. Controleer de gasaansluitingen en appendages op
lekkage.
2. Controleer de elektrische aansluitingen, 3 fasen, nul
en aarde (ventilator 400V - stuurstroomcircuit 230V).
3. Controleer het waterniveau.
4. Schakel de circulatiepomp in en controleer de draai-
richting.
5. Open de gashoofdkraan en ontlucht de gasleiding
(denk aan voldoende ventilatie van de stookruimte).
6. Stel de luchtsleuven achterop de ECO in op de waar-
den die in de tabel staan vermeld. Naderhand kan
een correctie noodzakelijk zijn (zie par. 11.3).
7. Stel de tijdrelais in op vereiste waarde (zie elektrisch
schema in par. 10.9).
8. Schakel de hoofdschakelaar op de schakelkast en de
bedrijfsschakelaar in het bedieningspaneel in.
Controleer de draairichting van de rookgasafvoer-
ventilator zowel in hoogstand als in laagstand.
9. Stel de thermostaten in op een hoge temperatuur
(ca. 85°C).
10.De programmaschijf in de beveiligingsautomaat staat
op symbool 'Ã' (geen start).
11.Het volgende zal nu plaatsvinden: De programmawals
in de beveiligingsautomaat gaat draaien en stuurt de
rookgasafvoerventilator, via de laagstand,op het indi-
catiepunt 's' naar hoogstand.
Dit wordt door de luchtdrukverschilschakelaar LD2H
gecontroleerd (indien de luchtdrukverschilschakelaar
op het indicatiepunt P niet is omgeschakeld, stopt de
programmawals en gaat de beveiligingsautomaat in
vergrendeling). Schakelt de LD2H in de bedrijfspositie,
dan vervolgt het voorspoelprogramma en wordt de
ketel gedurende 72,5 sec. geventileerd.
Op het indicatiepunt 't' wordt de rookgasafvoerventila-
tor naar laagstand teruggeschakeld, hetgeen door de
luchtdrukverschilschakelaar LD2H, die terugschakelt,
wordt gecontroleerd (als de luchtdrukverschilschakelaar
niet terugschakelt, volgt er geen start en gaat het pro-
gramma repeterend werken).
Nu volgt de voorontsteking (2,5 sec.), waarna de aan-
steekgasklep MK geopend wordt. Het aansteekgas
zal nu worden ontstoken.
De beveiligingsafsluiter VA1 wordt geopend. Bij vol-
doende vlamsignaal (min. 7 micro Ampère) wordt na
5 sec. de ontsteking uitgeschakeld. Na 10 sec. opent
de beveiligingsafsluiter VA2 in deellast, waarna het
hoofdgas door de aansteekvlam wordt ontstoken.
Het gehele branderbed brandt nu. Na 8 sec. wordt het
aansteekgas uitgeschakeld en zal de vlambeveiliging
het branderbed bewaken. De ketel is nu in bedrijf. Na
4,5 sec. geeft de beveiligingsautomaat de regeling
naar vollast vrij. Een tijdrelais zorgt er echter voor dat
de ketel gedurende de start 3 minuten in deellast blijft
branden. Hierna zal, afhankelijk van de warmte vraag,
de ketel in deellast blijven branden of door schakelen
naar vollast.
12.De ketel enige minuten laten branden, zodat de nog
aanwezige lucht in de gasleiding kan ontsnappen.
10 t/m 14 leden
13.Laat de ketel op vollast branden en draai de instel-
schroef van de openingssnelheidsregelaar D één
slag linksom.
Stel d.m.v. instelhuls A van de hoog/laagspoel (af-
dekkap C verwijderen) de vereiste branderdruk vol-
last in op 16,5 mbar (let op: gebruik een goed pas-
sende schroevedraaier).
14.Schakel de ketel terug naar deellast door de hoog/
laagthermostaat TR2 op een lage waarde in te
stellen.
Stel d.m.v. instelschroef B van de hoog/laagspoel
de vereiste branderdruk deellast in op 6,1 mbar.
Laat de ketel op deellast branden en stel nu de ope-
ningssnelheidsregelaar D in door de instelschroef
langzaam rechtsom te draaien tot de ingestelde
branderdruk in deellast n e t wordt beïnvloed.
De openingssnelheidsregelaar is nu ingesteld. Plaats
nu de afdekschroef terug.
15.Controleer nu nogmaals de branderdrukken.
Regel deze zonodig na.
Plaats tevens afdekkap C terug.
(Ga nu verder met punt 16 op pagina 32.)
Afb. 24 Hoog/Laag spoel
Afb. 25 Beveiligingsafsluiter
31