15 Installatie van de leidingen
Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7 kPa (– 1 ,007 bar).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
2 Test
op
lekken
met
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik ALTIJD een aanbevolen bellentestoplossing van
bij uw groothandelaar.
Gebruik NOOIT zeepwater:
▪ Zeepwater kan componenten zoals flaremoeren of
deksels van afsluiters doen barsten.
▪ Zeepwater kan zout bevatten, dat vocht opneemt en
bevriest wanneer de leidingen koud worden.
▪ Zeepwater
bevat
flareverbindingen kan veroorzaken (tussen de messing
flaremoer en de koperen flare).
15.3.3
Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7 kPa (– 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet
1 uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie
voor meer informatie.
15.3.4
Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
Vochtigheid
uur
≤30°C
75% tot 80% RV
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
36
een
bellentestoplossing
op
ammoniak,
dat
corrosie
van
vullen" [ 4 38]
"16.3 Koelmiddel
Minimumdikte
15 mm
Omgevingstemperat
uur
>30°C
Tussen buitenunit en binnenunit
1 Isoleer en maak de koelmiddelleiding en kabels als volgt vast:
d
c
a
b
g
a
Gasleiding
b
Isolatie gasleiding
c
Kabel tussen units
d
Lokale bedrading (indien van toepassing)
e
Vloeistofleiding
alle
f
Isolatie vloeistofleiding
g
Afwerkingstape
2 Installeer het servicedeksel.
In de buitenunit
Ga als volgt te werk om de koelmiddelleiding te isoleren:
b
a
a
Isolatiemateriaal
b
Afdichtingsmateriaal, enz.
1 Isoleer de vloeistof- en de gasleiding.
2 Draai thermische isolatie rond de bochten en sluit af met plastic
tape.
3 Zorg ervoor dat de lokale leidingen niet in contact komen met
componenten van de compressor.
4 Dicht de uiteinden van de isolatie af (afdichtmiddel, enz.) (b, zie
hierboven).
5 Wikkel waar nodig plastic tape rond de lokale leidingen om de
isolatie te beschermen tegen scherpe randen.
6 Als de buitenunit hoger dan de binnenunit staat, bedek de
afsluiters dan met een afdichtmiddel om te voorkomen dat er
condenswater van de afsluiters in de binnenunit terechtkomt.
OPMERKING
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
7 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
8 Dicht alle openingen af om te voorkomen dat er sneeuw of
kleine dieren in het systeem terechtkomen.
a
a
Afdichting
WAARSCHUWING
Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat
kleine dieren kunnen gaan nestelen in de unit. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
Vochtigheid
Minimumdikte
≥80% RV
20 mm
e
f
RXYSA8~12AMY1B
VRV 5-S-systeemairconditioner
4P752781-1B – 2024.02