8
Telefoongebruik
Als u een hoortoestel hebt, kunt u op verschillende manieren een telefoon gebruiken.
8.1
Normaal gebruik
Telefoneren terwijl u uw hoortoestel draagt, vergt vaak enige oefening. Een of meer van de volgende
suggesties kunnen dan van pas komen.
1. Houd de telefoon tegen uw oor (dichtbij de microfoon van uw hoortoestel).
2. Als u fluittonen hoort, moet u de telefoon even in dezelfde positie houden voordat het hoortoe-
stel zich aanpast en het fluiten uitschakelt.
3. De fluittoon kan ook verminderd worden door de telefoon iets van uw oor af te houden.
i
LET OP: afhankelijk van uw wensen kan uw hoorspecialist een programma activeren dat speciaal
geschikt is voor telefoneren.
8.2
Luisterspoel
Uw hoortoestellen hebben een luisterspoel. Het luisterspoelprogramma kan spraakverstaan verbeteren
met voor hoortoestel geschikte (HAC) telefoons én in theaters, bioscopen, kerken, enz. waar een ringlei-
ding geïnstalleerd is.
Als u het luisterspoelprogramma op uw hoortoestellen inschakelt, pikken deze de signalen van de ringlei-
ding of HAC-telefoon op.
Uw hoorspecialist kan het luisterspoelprogramma voor u activeren.
18