Hoofdstuk 3. Eerste configuratie en programmering
68
Er zijn drie alarmtypes beschikbaar:
•
Low (laag): Geen alarm als de meting groter is dan het instelpunt, alarm
als de meting kleiner of gelijk is aan het instelpunt.
•
High (hoog): Geen alarm als de meting kleiner is dan het instelpunt, alarm
als de meting groter of gelijk is aan het instelpunt.
•
Fault (storing): Geen alarm als er zich geen fouten voordoen, alarm bij
fouten.
Als u de staat van het alarm wilt wijzigen, selecteert u het gewenste type en
drukt u op . Het scherm keert terug naar het vorige scherm.
Om de alarmmetingsparameter te controleren of te wijzigen, selecteert u
Measurement (meting) en drukt u op . Een scherm zoals hieronder zal
verschijnen.
Selecteer de gewenste metingsparameter en druk dan op om naar het
vorige scherm terug te keren.
Er zijn drie alarmcondities beschikbaar:
•
Close (dicht): normaal gesloten contacten gaan tijdens de foutconditie
open
•
Open: normaal open contacten gaan tijdens de foutconditie dicht
•
Fail Safe (storingsveilig): het alarm gaat af tijdens een foutconditie of bij
een stroomonderbreking
Als u de staat van het alarm wilt wijzigen, selecteert u de gewenste status en
drukt u op . Het venster keert terug naar het vorige scherm.
PanaFlow HT Gebruikershandleiding