Praktische informatie
Laden van de tractiebatterij
Werkingsprincipe
De tractiebatterij slaat de energie op die nodig
is voor de werking van de elektromotor en de
elektrische componenten in het interieur van de
auto. Tijdens het gebruik loopt de tractiebatterij leeg
en daarom moet hij regelmatig worden opgeladen.
U hoeft niet met opladen te wachten tot de
tractiebatterij bijna leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden: snelheid, rijstijl,
verwarming, vervoerde lading en wegdek.
De actieradius van de tractiebatterij kan ook variëren
met de leeftijd van de componenten van de batterij.
Net als alle apparatuur met een lithiumionbatterij
heeft het voertuig een beschermingsmodus die de
duurzaamheid van de tractiebatterij optimaliseert.
Afhankelijk van het laadniveau en de temperatuur
van de tractiebatterij kan het vermogen worden
beperkt om de batterijcellen te beschermen.
Deze beschermingsmodus heeft invloed op
de maximale snelheid van de auto bij een laag
laadniveau (< 20%) en bij een lage of hoge
temperatuur van de batterij (< +5 °C of > +45 °C).
Het wegprofiel, bijvoorbeeld als de auto een steile
helling omhoog rijdt, heeft ook invloed op de
maximale snelheid die de auto kan bereiken.
22
De laadkabel is permanent met de auto verbonden.
De kabel is opgeborgen in de sponning van het
passagiersportier, onder het portierslot.
Het stopcontact (enkelfase, wisselstroom)
moet van het standaardtype E/F 16 A zijn; de
belasting is beperkt tot 8 A.
Als u de batterij moet opladen, rolt u de laadkabel
helemaal uit en sluit u deze aan op het stopcontact.
Als u de tractiebatterij volledig wilt opladen, moet u
de laadprocedure volgen tot deze automatisch wordt
beëindigd.
U kunt het laadproces op elk moment onderbreken
door de laadkabel los te koppelen, het
passagiersportier te ontgrendelen en de kabel weer
in de behuizing op te bergen.
De voortgang van het laden wordt permanent op het
instrumentenpaneel weergegeven.
U kunt de voortgang van het laden ook
volgen via de app MyCitroën App als de
auto is voorzien van de verbindingseenheid
(afzonderlijk verkocht).
Om veiligheidsredenen start de motor niet
wanneer de laadkabel is aangesloten.
Laad de tractiebatterij minimaal één keer per
maand volledig op.
Laadtemperatuur
Bij voertuigen geproduceerd vóór
23/11/2020 kan de batterij worden opgeladen bij
temperaturen tussen 0 °C en +50 °C.
Bij voertuigen geproduceerd na deze datum kan
de batterij worden opgeladen bij temperaturen
tussen -5 °C en +50 °C.
Parkeren bij lage temperaturen
Wanneer de buitentemperatuur lager dan
+5 °C wordt:
– Parkeer de auto in een afgesloten gebied.
– Zorg dat de lading van de tractiebatterij boven
50% ligt.
Auto langere tijd stilgestaan (langer dan
3 weken)
Parkeer de auto op een plek waar deze tegen de
elementen wordt beschermd, bij een temperatuur
tussen 0 °C en +40 °C (bij blootstelling aan
extreme temperaturen kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Het laadniveau van de tractiebatterij moet rond
de 50% liggen.
Koppel de verbindingseenheid los.
Verwijder de F7-50 A-zekering.
Koppel de 12V-accu los.