5.
Bedieningspaneel
Hiermee kunnen de beschikbare besturingsfuncties bediend worden. Afhankelijk van uw
uitvoering beschikt uw machine over 10-programmabesturing of het Advanced Control System
(ACS).
6.
Sealsysteem
In de kamer zijn, afhankelijk van de uitvoering, één, twee of drie sealbalken gemonteerd.
Hiermee wordt de vacuümzak gesloten.
7.
Vacuümpomp
De vacuümpomp creëert het vacuüm.
8.
Stroomaansluiting en kabel
Hiermee wordt de machine aangesloten op de stroomvoorziening. De machine wordt geleverd
zonder stekker.
9.
Begassingsaansluiting (optie)
Na het vacuüm trekken wordt er een gas in de verpakking geïnjecteerd zodat er een
gemodificeerde atmosfeer ontstaat om de vorm van het product te beschermen of de
houdbaarheid van het product te verlengen.
10. Sealdrukaansluiting (optioneel)
Waar de standaardversie gebruikmaakt van atmosferische druk om de sealbalk op de
vacuümzak te drukken tijdens het afdichten, is het mogelijk (optioneel) een externe bron aan
te sluiten om een hogere sealdruk te verkrijgen.
4.2
Beschrijving verpakkingsproces/machinefuncties
Dit hoofdstuk geeft u een overzicht van het verpakkingsproces en de beschikbare machinefuncties.
Voor de functies Liquid Control (en Liquid Control+), Gas (en Gas+), 1-2 Trenn seal en
Soft-air moeten specifieke onderdelen in uw machine geïnstalleerd zijn alvorens deze
geactiveerd kunnen worden. Neem contact op met uw leverancier voor meer details.
Zie Programma-instellingen wijzigen op pagina 33 voor informatie over het instellen
van de parameters op de correcte waarden.
4.2.1
Verpakkingsproces/machinefuncties
Dit hoofdstuk beschrijft het verpakkingsproces en de machinefuncties. Zie Bediening op pagina
25 voor het uitvoeren van de specifieke stappen van de procedure.
Stap
Procesfase
1.
Voorbereiden
2.
Vacuümtrekken
Bediening
De bediener doet het product in een vacuümzak en plaatst
deze op de werkplaat met de opening op de sealpositie.
Het vacuümproces wordt gestart door het deksel te sluiten.
Beschrijving van de machine
14