L1 L2 L3
2. Monteer de stroomtransformators rond de fasedraden van de huisaansluiting (zie afbeelding 35
3. Steek de draden van de stroomtransformators in de bijpassende connectoren aan de onderkant van de
DPM-module (zie afbeelding 35
LET OP
Zorg ervoor dat L1, L2 en L3 van de huisaansluiting overeenkomen met CT1, CT2 en CT3 op de
DPM-module.
LET OP
Sluit voor 1-fase installatie de stroomtransformator aan op L1 van de netaansluiting en CT1 op de
DPM-module.
4. Sluit de + & - draden, en de A & B-draden aan in dezelfde volgorde als aan de zijde van het laadpunt (zie
afbeelding 36).
LET OP
Verwissel de draden niet, want dan kan het laadpunt of de DPM-module beschadigd raken.
De Dynamic Power Management-module is nu geïnstalleerd en klaar voor aansluiting op het laadpunt.
8.6.2. Het laadpunt aansluiten op de Dynamic Power Management-module (3-fasenmodel)
Sluit het laadpunt aan op de Dynamic Power Management-module in de meterkast volgens de onderstaande
stappen.
1. Zorg ervoor dat de fasen L1, L2 en L3 van de laadpuntaansluiting overeenkomen met de fasen CT1, CT2 en
Installatiehandleiding – Connect - 16SRNL02
m
).
2
Q
Modbus
or
20mm
7mm
+
-
B
A
NL
L1 L2 L3
).
1
UTP
+
-
B
A
32