De installateur moet een geschikte installatieautomaat kiezen die past bij de laadlimiet van het laadpunt,
rekening houdend met de specificaties van de fabrikant van de installatieautomaat, de selectiviteitsregels en de
richtlijnen van EV-Ready.
Installatieautomaten moeten aan een van de volgende normen voldoen: IEC 60898-1, IEC 60947-2 of IEC
61009-1.
LET OP
Als gevolg van oplopende temperaturen die optreden bij continue belasting, kan er een afwijking bij
de overstroombeveiliging optreden. Hierdoor zal de installatieautomaat eerder uitschakelen dan de nominale
stroom wanneer de temperaturen in de consumentenunit boven de 40 ºC stijgen, wat praktisch altijd het geval is
bij het opladen van een voertuig. Daarom wordt geadviseerd om een lagere laadlimiet van het laadpunt in te
stellen dan de nominale stroom van de beveiliging van het laadpunt:
Stel de limiet in op 80% van de nominale stroom wanneer de overstroombeveiliging tussen andere
elektrische componenten in een bestaande consumentenunit is ingebouwd.
Stel de limiet in op 90% van de nominale stroom, wanneer de overstroombeveiliging is ingebouwd in een
speciale behuizing met voldoende koeling, of wanneer een gelijktijdigheidsfactor van 1 is gebruikt bij het
ontwerp van de consumentenunit.
* B-karakteristiek is aanbevolen omwille van de maximaal toegelaten kabellengte en de kosten;
Vereisten voor installatieautomaten voor EV-Ready volgens EV17
Elk laadpunt wordt afzonderlijk beveiligd door een overstroombeveiliging voor installatieautomaten.
De stroomonderbrekercurve is als volgt:
curve B of C voor een eenfasig laadpunt en modus 2-installaties;
curve C voor een driefasig laadpunt.
Ongeacht de gebruiksomstandigheden (temperatuur, etc.) moet het ontwerp van de distributie van de
installatie geschikt zijn voor stroomtoevoer volgens de meter van het laadpunt.
De overstroombeveiliging moet beschikken over een meter van minstens 125% van de meter van het laadpunt of
de toevoermeter in modus 2.
Het laadpunt wordt beveiligd door een stroomonderbreker met een meter:
20 A voor een 16 een- of driefasig laadpunt;
25 A voor een 20 een- of driefasig laadpunt;
32 A voor een 25 een- of driefasig laadpunt;
40 A voor een 32 een- of driefasig laadpunt;
80 A voor een 63 driefasig laadpunt.
Aardlekbeveiliging
Volgens IEC 60364-7-722:2015 moet dit laadpunt minimaal met een aardlekbeveiliging van type A** worden
geïnstalleerd
** De elektromonteur is verantwoordelijk voor de keuze van een geschikte aardlekbeveiliging die voldoet aan
de lokale regels en voorschriften. Houd er rekening mee dat deze kunnen afwijken van de internationale regels
en voorschriften.
IEC 60364-7-722:2015, paragraaf 722.531.2.101:
Behalve voor circuits die elektrische scheiding gebruiken als beschermingsmaatregel, moet elk aansluitpunt
beveiligd zijn met een aardlekbeveiliging van minimaal type A met een nominale reststroom die niet groter is
dan 30 mA.
Is het EV-laadstation uitgerust met een laadpuntcontactdoos of een voertuigstekker die voldoet aan de IEC
62196-serie, moeten maatregelen worden genomen tegen DC-foutstroom, behalve als het EV-laadstation hierin
voorziet. De juiste maatregelen voor elk aansluitpunt zijn de volgende:
Aardlekbeveiliging type B; of
Aardlekbeveiliging type A en geschikte uitrusting die zorgt voor scheiding van de stroomtoevoer bij een
DC-foutstroom die hoger is dan 6 mA.
Aardlekbeveiligingen moeten voldoen aan de volgende normen: IEC 61008-1, IEC 61009-1, IEC 60947-2 of IEC
62423.
LET OP
Bij installatie volgens de EV-Ready- richtlijnen moet elke aardlekschakelaar van het type A high
immunity zijn: type HPI, SI, HI, KV... afhankelijk van de leverancier.
LET OP
Gebruik een aardlekschakelaar met nulgeleider
Installatiehandleiding – Connect - 16SRNL02
NL
16