Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de netwerkkaart
van uw printer is geconfigureerd. De voor de meeste
toepassingen geschikte standaardinstellingen zijn
ingeschakeld.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
de onderste regel van het display 'Netwerk' verschijnt.
2
Druk op de toets Enter (
3
Druk op
of
tot op de onderste regel
'Netw.conf.afd.' verschijnt.
4
Druk op de toets Enter (
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u de printer voor de eerste keer installeert, zijn alle
ondersteunde netwerkprotocollen ingeschakeld. Als een
netwerkprotocol ingeschakeld is, kan de printer actief verzenden
over het netwerk, zelfs als het protocol niet in gebruik is. Dit kan
het netwerkverkeer lichtjes verhogen. Om onnodig verkeer te
elimineren, kunt u ongebruikte protocollen uitschakelen.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
op de onderste regel van het display 'Netwerk' verschijnt.
Druk op de toets Enter (
2
Druk op de toets Enter (
regel 'Netwerk conf.' verschijnt.
3
Druk op
of
tot 'Ja' verschijnt en druk daarna op
de toets Enter (
). Druk vervolgens op de toets Upper
Level (
).
4
Druk op
of
tot op de onderste regel het gewenste
protocol verschijnt.
U kunt 'TCP config.' of 'Netware' kiezen.
5
Druk op de toets Enter (
6
Druk op
of
om de instelling te wijzigen.
Als u 'TCP config.' hebt geselecteerd, wijzigt u de instelling
in 'Nee' (uitschakelen) of 'Ja' (inschakelen).
Als u 'Netware' hebt geselecteerd, wijzigt u de instelling
in 'Aan' (uitschakelen) of 'Uit' (inschakelen).
7
Druk op de toets Enter (
8
Druk op de toets On Line/Continue (
keren naar de modus Gereed.
) tot op
) om het menu te openen.
).
) tot
) om het menu te openen.
) wanneer op de onderste
).
) om uw keuze op te slaan.
) om terug te
Uw printer gebruiken in een netwerk (alleen voor de CLP-600N)
TCP/IP configureren
Uw printer kan worden ingesteld op verschillende
TCP/IP-netwerken. U kunt op verschillende wijzen een
TCP/IP-adres aan uw printer toewijzen, afhankelijk van
uw netwerk.
• Statische adressering: Het TCP/IP-adres wordt handmatig
toegewezen door de systeembeheerder.
• Dynamische adressering BOOTP/DHCP (standaard): Het
TCP/IP-adres wordt automatisch toegewezen door de server.
Statische adressering
Als u het TCP/IP-adres wilt invoeren via het bedieningspaneel
van uw printer, gaat u als volgt te werk:
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
de onderste regel van het display 'Netwerk' verschijnt.
Druk op de toets Enter (
2
Druk op de toets Enter (
regel 'Netwerk conf.' verschijnt.
3
Druk op
de toets Enter (
4
Druk op de toets Upper Level (
op de bladertoets (
5
Druk op de toets Enter (
verschijnt.
6
Druk op
toets Enter (
7
Druk op de toets Upper Level (
op de bladertoets (
8
Druk op de toets Enter (
verschijnt.
9
Druk op
op de toets Enter (
10
Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
11
Druk op de toets Enter (
Een IP-adres bestaat uit 4 bytes.
12
Druk op
voeren, en druk daarna op de toets Enter (
8.2
) om het menu te openen.
) wanneer op de onderste
of
tot 'Ja' verschijnt en druk daarna op
).
) en druk vervolgens
).
) wanneer 'TCP config.'
of
tot 'Ja' verschijnt en druk daarna op de
).
) en druk vervolgens
).
) wanneer 'IP-ophaalmeth.'
of
tot 'Statisch' verschijnt en druk daarna
).
) en druk vervolgens op
).
) wanneer 'IP-adres' verschijnt.
Voer voor elke byte een getal
tussen 0 en 255 in.
of
om een getal tussen 0 en 255 in te
) tot op
).