Aanpassen Beeldkwaliteit
Kies de optie voor beeldkwaliteit die wordt gebruikt wanneer foto's worden vastgelegd. De
beeldkwaliteit kan worden aangepast door de T knop en draaien aan de hoofdinstelschijf.
De beeldkwaliteit kan ook worden aangepast met behulp van het
item [ Beeldkwaliteit ] in het foto-opnamemenu.
Keuze
[ RAW + JPEG fijn m ]
[ RAW + JPEG fijn ]
[ RAW + JPEG normaal m ]
[ RAW + JPEG normaal ]
[ RAW + JPEG basis m ]
[ RAW + JPEG basis ]
[RAW]
Maak twee kopieën van elke foto: een NEF ( RAW ) foto en een JPEG
kopie.
Voor de JPEG kopie kunt u kiezen uit opties waarbij prioriteit
wordt gegeven aan beeldkwaliteit of bestandsgrootte. Kies opties
met een ster (" m ") om de beeldkwaliteit te maximaliseren. Kies
opties zonder sterretje (" m ") om ervoor te zorgen dat de JPEG
kopieën allemaal min of meer dezelfde bestandsgrootte hebben.
Tijdens het afspelen wordt alleen de JPEG kopie weergegeven. Als
er slechts één geheugenkaart in de camera was geplaatst toen
de foto's werden gemaakt, kunnen de NEF ( RAW )-kopieën alleen
worden bekeken met behulp van een computer.
Als de foto is gemaakt met slechts één geheugenkaart geplaatst
of met [ Overloop ] of [ Back-up ] geselecteerd voor [ Rol
gespeeld door kaart in sleuf 2 ] en twee geheugenkaarten
geplaatst, zal het verwijderen van de JPEG kopie op de camera
ook de NEF ( RAW ) foto.
Neem foto's op in NEF ( RAW ) formaat.
107
Beschrijving
Opties voor beeldopname (beeldgebied,
kwaliteit en grootte)