N38275
Hoofdstuk 3
Bedieningsinstructies
Motor starten
Het bedieningspaneel voor een en twee motoren wordt afgebeeld op Figuur A. De schakelaars zijn beveiligd
tegen binnendringend water, maar als het bedieningspaneel zich op een onbeschutte plaats bevindt, moet dit
worden afgedekt met een kap als het vaartuig niet wordt gebruikt.
Hieronder volgt een beschrijving van de instrumenten en schakelaars op het hoofdpaneel.
Paneelverlichting: de meters zijn altijd verlicht; druk op de knop (A1) op de verlichting in te stellen op het
gewenste niveau.
AAN-/UIT-schakelaar van elektrisch systeem (A5); deze heeft twee standen:
• UIT: Zet de schakelaar omhoog om het elektrische systeem uit te schakelen,
• AAN: Zet de schakelaar omlaag om het elektrische systeem in te schakelen,
Voorgloei-/ startschakelaar (A4) : deze wordt omhoog gezet om de koudestarthulp (indien aanwezig) in te
schakelen, of omlaag gezet op de startmotor in te schakelen.
Stopknop (A6): druk op deze knop om de motor af te zetten.
Waarschuwingslampje (A2): geeft aan dat de wisselstroomdynamo geen stroom levert.
Spanningsmeter (A3): geeft de toestand van de accu's en de wisselstroomdynamo aan.
Waarschuwingslampje (A10) voor te hoge koelvloeistoftemperatuur
Meter (A9) van koelvloeistoftemperatuur.
Toerenteller (A12): geeft het toerental van de motor aan. De toerenteller heeft ook een urenteller die kan
worden gebruikt om te controleren de motor op de juiste intervallen een onderhoudsbeurt krijgt.
Waarschuwingslampje (A8) voor te lage druk van smeerolie.
Meter (A7) van druk van de smeerolie in de motor.
Waarschuwingslampje (A11) voor water in de brandstof.
Akoestisch waarschuwingssignaal: treedt in werking bij te lage druk van de smeerolie in de motor of te hoge
koelvloeistoftemperatuur. Het akoestische waarschuwingssignaal bevindt zicht achter het bedieningspaneel.
Voorzichtig: Als het akoestische waarschuwingssignaal in werking treedt, zal (zullen) het (de)
waarschuwingslampje(s) op het relevante hoofdpaneel aangeven om welke motor het gaat. Verminder het
toerental van de betreffende motor tot stationair en zet indien nodig de motor. Zoek de storing, zie Hoofdstuk
6.
11