3.0
UITPAKKEN & INSTALLATIE
3.1
De eenheid uit de verpakking halen
Inspecteer de inhoud van het karton. Breng de transporteur onmiddellijk op de hoogte van tekenen van
schade aan de controller of onderdelen ervan. Neem contact op met uw dealer als er onderdelen
ontbreken. Het zou het volgende moeten bevatten: een controller van de WBL-reeks en de handleiding,
en alle bestelde opties en/of accessoires.
3.2
Montage van de elektronische behuizing
De controller van de WBL-reeks wordt geleverd met montagegaten in de behuizing. Het toestel zou
tegen de wand aangebracht moeten worden met het display op ooghoogte, op een trillingsvrij oppervlak,
met gebruikmaking van alle vier montagegaten voor een maximale stabiliteit. Gebruik M 6 (1/4"
diameter) bouten die geschikt zijn voor desbetreffende muurconstructie . De beschermingsgraad van de
behuizing is NEMA 4X. De maximale omgevingstemperatuur is 50°; vergeet niet daar rekening mee te
houden als de installatie zich in een zone met hoge temperatuur bevindt. De behuizing vereist de
volgende vrije ruimte
Bovenaan:
Links:
Rechts:
Onderaan :
3.3
Installatie
Na montage van de controller van de WBL-reeks mogen de doseerpompen op een willekeurige afstand
van de controller worden geplaatst. De geleidbaarheidssonde moet zo dicht mogelijk bij de controller
worden aangebracht op een maximumafstand van 75 m. Ideaal is minder dan 7,5 m. De kabel MOET
afgeschermd worden tegen elektrische storingen. (De standaardkabellengte is 3 m. Neem contact op met
de fabriek als u een langere kabel nodig hebt.)
Belangrijke opmerkingen in verband met de installatie: (Zie figuur 1)
1. Zorg ervoor dat het minimumwaterpeil in de ketel ten minste 10-15 cm boven het uiteinde van de
aftapleiding staat. Als het uiteinde van de aftapleiding te dicht bij het oppervlak ligt, zal er heel
waarschijnlijk stoom in de leiding gezogen worden in plaats van ketelwater. De aftapleiding moet
ook boven de hoogste buis worden aangebracht.
2. Zorg ervoor dat de binnendiameter van de leiding nooit onder 20 mm daalt en dat niets het debiet
belemmert vanaf de aansluiting van de aftapleiding in de ketel tot aan de elektrode. Als de
binnendiameter kleiner wordt dan 3/4" (19 mm) dan zal het debiet niet constant zijn en zal de
afgelezen waarde van de geleidbaarheid laag en foutief zijn. Beperk het gebruik van T-stukken,
ventielen, kranen, ellebogen of wartelkoppelingen tussen de ketel en de elektrode.
3. Een handbediende afsluiter moet aangebracht worden om de elektrode te kunnen verwijderen en
reinigen. Deze kraan moet een volledige doorlaat hebben in de open stand zodat hij het debiet niet
beperkt.
4. Houd de afstand tussen de aansluiting voor de aftapleiding in de ketel en de elektrode zo kort
mogelijk en maximaal 3 m.
2" (50 mm)
8" (203 mm)
4" (102 mm)
7" (178 mm)
7