Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig. U dient deze lijst dagelijks te gebruiken om ervoor
te zorgen dat het voertuig in goede staat verkeert en conform het periodiek onderhoudsschema op pagina 24 wordt
gebruikt. Eventuele problemen mogen uitsluitend verholpen worden door uw Club Car-distributeur/dealer of een
getrainde monteur.
• Algemeen: Alle onderdelen moeten correct gemonteerd en geïnstalleerd zijn. Verifieer dat alle moeren,
bouten en schroeven goed vastzitten.
• Waarschuwingsstickers: Verifieer dat alle waarschuwings- en gebruiksaanwijzingsstickers aangebracht
zijn. Zie pagina's 8 tot en met 14.
• Banden: Controleer de bandenspanning. Zie Voertuigspecificaties op pagina 33. Controleer de banden
op slijtage en schade en ga na of ze voldoende spanning hebben.
• Accu's: Controleer voor het eerste gebruik het elektrolyt: het peil moet voldoende zijn (Figuur 9,
pagina 28). Controleer de accuklemmen. De kabels moeten goed vastzitten en mogen geen corrosie
vertonen. De accu's moeten volledig opgeladen zijn.
• Ladersnoer, stekker en stopcontact: Voer een visuele controle uit op scheurtjes, loszittende aansluitin-
gen en gerafelde kabels. Zie Stekker en stopcontact op pagina 31.
∆
WAARSCHUWING
• Verwijder het plastic van de zitting voor u het voertuig gebruikt. Dit nalaten kan brand, materiële
schade en ernstige of dodelijke verwondingen veroorzaken.
WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen en
begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig en ga dagelijks na
of het juist werkt. Eventuele defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Club Car-distributeur/dealer of
een getrainde monteur.
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of deze goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 15.
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt
ingedrukt, mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen
tot stilstand komen. Indien het rempedaal verder dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of
niet stopt, moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo
afgesteld zijn dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op
hellingen tot maximum 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem vrij
komen.
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT (R) staat, geeft de achteruitzoe-
mer een waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Bij het indrukken van het gaspedaal moet de motor starten. Het voertuig moet vlot de maxi-
mumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het pedaal moet het naar de oorspronkelijke stand terugkeren
en de motor moet stoppen. Het voertuig heeft in achteruit een lagere snelheid.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden, zoals geknars of geratel, hoort. Controleer het rijgedrag
en de prestatie van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car-distributeur/dealer of
een getrainde monteur.
Handleiding voor de eigenaar van een elektrisch gebruiksvoertuig van 2002
Voorbewerking en dagelijkse veiligheidscontroles
pagina 19