▪
▪
Het manoeuvreren van instrumenten in het vasculaire stelsel mag alleen plaatsvinden onder
voortdurende fluoroscopische bewaking.
▪
▪
Let vóór en tijdens implantatie goed op bij de manipulatie van het mechanisme om de helix uit/in te
schroeven.
Mogelijke bijwerkingen
In de volgende tabel worden mogelijke bijwerkingen en de bijbehorende categorieën vermeld zoals deze van
toepassing zijn bij het gebruik van een Tendril™ STS-elektrode.
Tabel 3. Mogelijke bijwerkingen
Bijwerking
Aritmie
Hartperforatie
Overlijden
Embolie
Extracardiale stimulatie
Hartfalen
Overgevoeligheid
Infectie
Revisie of herprogrammering
van elektrode
Longperforatie
Longoedeem
Langdurige blootstelling aan
fluoroscopiestraling
Ademhalingsproblemen
Perforatie van tricuspidalisklep
Categorieën
▪
▪ Niet-specifiek
▪ Versnelde aritmie
▪
▪
▪ Geïnduceerde atriale ectopie of aritmieën
▪
▪ Geïnduceerd atrioventriculair blok of bundeltakblok
▪
▪ Geïnduceerde ventriculaire ectopie of asystolie
▪ Irritatie van het myocard
▪
▪ Niet-specifiek
▪
▪ Harttamponnade
▪
▪
▪ Pericardeffusie
▪ Pericarditis
▪
—
▪ Luchtembolie
▪
▪
▪ Losraking van intracardiale trombus
▪
▪ Intravasculair vreemd lichaam
—
▪
▪ Niet-specifiek
▪
▪ Decompensatie van rechterventrikel
▪ Tricuspidalisklepinsufficiëntie
▪
▪ Allergische reactie
▪
▪ Endocarditis
▪
▪
▪ Niet-specifiek
▪
▪ Elektrisch defect van elektrode
▪ Losraking van elektrode
▪
▪
▪ Onjuiste werking van elektrode (probleem met waarneming/drempel)
▪
▪ Mechanisch defect van elektrode
▪ Niet-specifiek
▪
▪ Hemothorax
▪
▪
▪ Pneumothorax
—
—
—
—
7