Aanvulling op de gebruiksaanwijzing
Bewakingsfuncties
U kunt de alarmfunctie testen door alarmgrenzen in
te stellen op niveaus waarop het alarm zeker zal
afgaan.
Controleer de ingestelde alarmgrenzen. Zodra u de
AAN/UIT-schakelaar op AAN zet, worden de
alarmgrenzen van de bewakingsfuncties
automatisch ingesteld op de standaardwaarden.
Controleer deze waarden en pas ze indien nodig
aan. Alarmgrenzen kunnen worden aangepast aan
het begin van of tijdens een procedure. Controleer
ook of eventuele externe bewakingsfuncties (indien
aanwezig) correct zijn aangesloten.
Test de alarmfuncties voor alle
bewakingsparameters. Simuleer alarmcondities en
controleer of de aangegeven alarmsignalen
worden gegenereerd.
Test de O
-bewakingsfunctie en de
2
alarmmodule.
Test de volume-bewakingsfunctie en de
alarmmodule.
Test de druk-bewakingsfunctie en de
alarmmodule.
Druk op de toets Standby en bevestig uw
keuze.
Extra bewakingsfuncties (indien aanwezig)
Controleer de CO
alarmmodule.
Test de anestheticabewakingsfunctie en de
alarmmodule.
Anesthetic Gas Scavenging System
(Anesthesiegas-afvoersysteem)
P
Controleer de slangaansluitingen.
P
Regel de flowregelaar zodanig dat de vlotter
tussen de min.- en max.-markering staat.
P
Sluit alle flowregelventielen van het
apparaat, waarbij het Y-stuk is afgesloten.
6
-bewakingsfunctie en de
2
P
Naar het standby-scherm.
– Selecteer het APL-ventiel voor spontane
ademhaling:
Draai het APL-ventiel volledig tegen de
wijzers van de klok in naar spont
markering.
Houd de O
2
controleer of de ademwegdruk bij
afgesloten Y-stuk op 10 cmH
blijft staan.
– Laat de O
2
of de ademwegdruk groter of gelijk is
aan 0 cmH
2
Beademingssysteem voor handmatige
noodbeademing
Controleer of de ballon goed functioneert
door handmatig te pompen.
Als u de ballon indrukt, moet de lucht
hoorbaar en voelbaar uit het masker
stromen; nadat u de ballon hebt losgelaten,
moet deze snel de oorspronkelijke vorm
terugkrijgen.
Sluit de maskeraansluiting (conus) af met
de muis van uw hand: u zou de ballon
slechts een klein beetje moeten kunnen
samenknijpen.
P
Voordat u de patiënt aansluit
Controleer of
– alle verdampers zijn uitgeschakeld (de
handwielen staan op de nulstand),
– het APL-ventiel goed is ingesteld,
– alle flowmeters de waarde 0 aangeven,
– de patiëntafzuiging op het juiste niveau
is ingesteld, en
– het beademingssysteem gebruiksklaar
is (de gaszak is geïnstalleerd en alle
slangen zijn goed aangesloten).
Gebruiksaanwijzing Fabius Tiro SW 3.n
-flushknop ingedrukt en
O (hPa)
2
flushknop los en controleer
O (hPa).