Hoofdstuk 2 - Op het water
Starten, schakelen en stoppen
Dampen kunnen ontbranden en een explosie veroorzaken die kan resulteren in motorschade of ernstig letsel. Geen
vluchtige starthulpmiddelen zoals ether, propaan of benzine gebruiken in het luchtinlaatsysteem van de motor.
Brandstofdampen die in het motorruim achterblijven kunnen irriteren, de ademhaling bemoeilijken of tot ontbranding
komen en zo een ontploffing veroorzaken. Ontlucht de motorruimte altijd voordat u onderhoud of reparaties aan de
motorinstallatie uitvoert.
Vóór het starten van de motor
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen ze schade
op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
BELANGRIJK: Let op het volgende vóór het starten:
•
Controleer of de zeewaterinlaat open staat.
•
Laat de startmotor nooit langer dan 15 seconden achter elkaar lopen, om oververhitting van de startmotor te
voorkomen. Als de motor niet start, laat u de startmotor een minuut afkoelen en herhaalt u vervolgens de
startprocedure.
•
Verzeker u ervan dat het carter van de motor tot op het juiste peil gevuld is met de juiste olie voor de heersende
buitentemperatuur. Zie Specificaties—Motorolie.
•
Controleer of alle elektrische verbindingen goed vastzitten.
•
Controleer alle items die genoemd staan in de onderhoudsschema's en het Bedieningsschema.
•
Voer alle noodzakelijke controles uit die door uw erkende Mercury Diesel reparatiewerkplaats worden aangegeven of
in de handleiding voor de booteigenaar vermeld staan.
Starten van een koude motor
BELANGRIJK: Controleer altijd de vloeistofpeilen voordat u de motor start. Zie hiervoor het onderhoudsschema.
Laat de startmotor nooit langer dan 15 seconden achter elkaar lopen, om oververhitting van de startmotor te voorkomen.
Als de motor niet start, laat u de startmotor een minuut afkoelen en herhaalt u vervolgens de startprocedure.
1.
Laat de motorruimventilator vijf minuten draaien of open het motorluik om de motorruimte te ventileren voordat u
probeert om de motor te starten.
2.
Zet de bedieningshendel op neutraal.
3.
Doe het volgende als de motor langere tijd niet heeft gedraaid en met de normale startprocedure niet gemakkelijk start:
4.
Draai de contactschakelaar naar "AAN": de brandstofpomp draait nu vijf seconden. Draai de contactschakelaar naar
"UIT" en wacht vijf seconden. Herhaal deze procedure zes keer.
5.
Start de motor.
BELANGRIJK: Binnen enkele seconden nadat de motor is gestart, moet de oliedruk boven 10 psi (69 kPa) zijn
gestegen. Als de oliedruk niet aan deze minimumlimieten voldoet, zet u de motor af, bepaalt u de oorzaak van het
probleem en verhelpt u dit. Raadpleeg uw erkende Mercury Diesel reparatiewerkplaats als u de oorzaak van het
probleem niet kunt vaststellen.
Inschakelen van de startmotor terwijl de motor draait kan de startmotor of het vliegwiel beschadigen. Gebruik de
startmotor niet langer dan 15 seconden achter elkaar. Schakel de startmotor niet in terwijl de motor draait.
6.
Controleer of het controlelampje van het laadsysteem en het waarschuwingslampje van de oliedruk uit zijn.
7.
Controleer of alle instrumenten naar behoren werken en normale waarden aangeven.
8.
Wacht totdat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen voordat u de motor belast.
De motor opwarmen
1.
Controleer de werking van de instrumenten nadat u de motor hebt gestart.
2.
Laat de motor met 1000 tot 1200 omw/min lopen totdat de motortemperatuur binnen het normale bedrijfsbereik is
gekomen. Het is zeer belangrijk dat een motor warmloopt voordat hij volledig wordt belast. Tijdens het warmlopen
wordt een laagje olie tussen de bewegende onderdelen aangebracht.
Bladzijde 16
WAARSCHUWING
!
WAARSCHUWING
!
KENNISGEVING
KENNISGEVING
90-8M0115883
DECEMBER 2015
nld