AFSTANDSINSTELLING (SCHERPSTELLEN)
Met de Leica Q3 kan de afstandsinstelling zowel automatisch als
handmatig gebeuren. Bij het fotograferen met autofocus zijn 3 modi
en 4 meetmethoden beschikbaar.
FOTOGRAFEREN MET AF
▸
AF/MF-ontgrendeling indrukken en ingedrukt houden
▸
Afstandsinstelring op de stand Position
▸
Eventueel AF-meetveld positioneren
▸
Ontspanner aantikken, en zodanig ingedrukt houden
• De afstandsinstelling wordt eenmaal (AFs) respectievelijk continu
(AFc) verricht.
• Bij geslaagde meting: AF-meetveld groen.
• Als de meting niet is geslaagd: AF-meetveld rood.
• Alternatief kunt u de afstandsinstelling en/of belichtingsin-
stelling met één van de functieknoppen realiseren en opslaan
(meetwaardeopslag, zie pagina 117).
▸
De opname maken
FOTOGRAFEREN MET MF
▸
AF/MF-ontgrendeling indrukken en ingedrukt houden
▸
Afstandinstelring uit de positie
▸
Scherpstellen met de afstandsinstelring
▸
De opname maken
Meer informatie daartoe vindt u in de volgende hoofdstukken.
instellen
AF
draaien
AF
AUTOFOCUS-MODI
De volgende AF-modi zijn beschikbaar:
De actieve AF-modus wordt in de kopregel weergegeven.
Fabrieksinstelling:
Intelligent AF
▸
In het hoofdmenu,
Focusing
▸
kiezen
Focus Mode
▸
Gewenste instelling kiezen
(
,
,
Intelligent AF
AFs
AFc
INTELLIGENT AF
Geschikt voor alle onderwerpen. De camera kiest automatisch tus-
sen AFs en AFc.
AFs (single)
Geschikt voor onderwerpen zonder of met slechts zeer geringe
beweging. De afstandsinstelling wordt slechts eenmaal verricht en
blijft dan opgeslagen, zolang de ontspanner aan het drukpunt wordt
gehouden. Dat geld ook als het AF-meetveld op een ander onder-
werp wordt gericht.
AFc (continuous)
Geschikt voor bewegende onderwerpen. De afstandsinstelling wordt
continu aangepast aan het onderwerp in het AF-meetveld, zolang de
ontspanner aan het eerste drukpunt wordt gehouden.
FOTOGRAFEREN ▸ AFSTANDSINSTELLING (SCHERPSTELLEN)
,
en
AFs
AFc
Intelligent AF
kiezen
)
.
93