9 Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het
controlelampje laadstatus (geel) op het combi-instrument
uit, gaat het controlelampje opladen (groen) op het
regelkastje uit, gaat het controlelampje opladen voltooid
(groen) branden en wordt de elektronische vergrendeling
van de laadaansluiting automatisch ontgrendeld.
Opmerking: Wanneer u het opladen voortijdig wilt
stoppen en de laadstekker wilt verwijderen, kunt u de
smart sleutel of de standaardsleutel gebruiken om het
voertuig te ontgrendelen. Hierdoor stopt het opladen
automatisch, gaat het controlelampje laadstatus (geel)
uit en wordt de elektronische vergrendeling automatisch
ontgrendeld. Als laatste zet u de contactschakelaar
weer in de stand LOCK.
Opmerking: Wanneer u oplaadt via een openbaar
AC-laadstation, sluit u de laadstekker aan op de
laadapparatuur en laadt u op volgens de instructies op
het AC-laadstation.
Opmerking: Controleer voor het opladen of de
laadapparatuur in orde is wanneer u oplaadt via een
openbaar AC-laadstation. Tijdens het opladen knippert
het controlelampje laadstatus (geel) op het combi-
instrument. Als dit niet na 3 pogingen knippert, probeer
dan of andere apparatuur wel werkt. Als die apparatuur
wel kan worden opgeladen, kan het zijn dat de eerder
gebruikte laadapparatuur beschadigd is.
50
Starten en rijden
Opmerking: Controleer of de PP- en CP-pennen van de
laadstekker niet verroest zijn wanneer u oplaadt via een
openbaar AC-laadstation. Als dat wel het geval is, maak
deze dan schoon voordat u gaat opladen.
10 Sluit de klep op de laadaansluiting.
11 Sluit het paneel van de laadaansluiting.
12 Berg de laadstekker weer op.
Handelen bij een noodgeval: Wanneer er een noodgeval is,
zoals brand, rook of een brandlucht, schakelt u de voeding
direct uit om het systeem volledig uit te schakelen.
Als het voertuig twee of drie keer niet volledig (minder
dan 99%) is opgeladen, moet u het voertuig een keer
helemaal opladen (100%).
Let op
Let op